Toen, op 18 september 1937: kindermoord in Oud-Lutten.

Op 18 september 1937 werd in Oud-Lutten een afschuwelijk misdrijf gepleegd. De 39-jarige landbouwer H.D., vader van de 16-jarige en ongehuwde Hendrika, bracht die dag het pasgeboren kindje van zijn dochter door wurging om het leven en begroef het lijkje vervolgens in een kartonnen doos op het erf bij zijn boerderij.

De krant De Vechtstreek schreef anderhalve maand later: “Kinderlijkje opgegraven. Door de gemeentepolitie alhier is reeds gedurende enige tijd in onderzoek een geval betreffende verdwijning van een kind waarvan de ongehuwde 16-jarige H.D. te Oud-Lutten in deze gemeente bevallen zou zijn. Na verschillende personen te hebben gehoord is de politie overgegaan tot het verrichten van graafwerk op het erf van het boerderijtje van den vader van het hierboven bedoelde meisje met als gevolg dat inderdaad een lijkje van een pasgeboren kind werd opgegraven. Het is gebleken dat dit lijkje aldaar op 18 sept. jl. is begraven in een cartonnen doos. Het meisje is op dien dag bevallen in tegenwoordigheid van haar ouders. Andere hulp is niet verleend. Het lijkje is door de politie in beslag genomen en overgebracht naar het ziekenhuis te Hardenberg, waar dr. Hulst te Leiden sectie op het lijk heeft verricht. Hierna is de politie overgegaan tot arrestatie van den vader van H.D. en dinsdag is deze overgebracht naar Almelo en aldaar in het Huis van Bewaring ingesloten. Hij wordt ervan verdacht het pasgeboren kindje te hebben gedood”.

Op 14 december 1937 stond H.D. voor de arrondissementsrechter. De officier van justitie eiste, achter gesloten deuren, 4 jaar gevangenisstraf. De rechter besloot een straf van 1 jaar op te leggen, onder aftrek van preventieve hechtenis…


Toen, op 13 augustus 1923: de moord op Jan Kikkert.

Op 13 augustus 1923 werd de 49-jarige Jan Kikkert, woonachtig in ’t Bergentheimerveld, vermoord. De man werd door zijn stiefzoon met een ijzeren staaf opzettelijk en gewelddadig geslagen, als gevolg waarvan hij spoedig overleed…
De dader, de 18-jarige Roelof K., werd veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf.

Het Twentsch dagblad Tubantia schreef op 5 oktober:
“Voor de arrondissementsrechtbank te Zwolle stond terecht de 18-jarige Roelof K. uit Bergentheimerveld die op 13 augustus zijn stiefvader Jan Kikkert met een ijzeren staaf opzettelijk en gewelddadig heeft geslagen, waaraan genoemde stiefvader is overleden. Als deskundige wordt gehoord dr. J.P.L. Hulst, arts te Leiden, die verklaart dat de dood is ingetreden door de veroorzaakte verwondingen. De moeder van Roelof K. was, 6 weken voor dit feit geschiedde, voor de tweede maal in het huwelijk getreden met Jan Kikkert. 11 augustus, ’s zaterdags te voren, had Kikkert tegen een buurman A. ten Hartog gezegd dat hij wegging en niet weer terugkwam. Er was twist in ’t gezin omdat de stiefvader een varkentje wilde verkoopen om voor zichzelf een broek te koopen en de moeder en Roelof wilden het geld besteden voor een pak voor Roelof. Maandagmiddag om drie uur kwam Kikkert naar huis. Hij was, volgens verschillende getuigen, niet in huis geweest, alleen op den drempel. Hij zocht om ’t huis en ging met het varkentje onder den arm weg. Roelof was door zijn zusjes van het werk gehaald. Hij liep in de keet in en uit en kwam terug met een ijzeren staaf, waarop een moer, liep achter Kikkert aan en gaf hem met dat ijzer een klap op het achterhoofd. Bij de eerste klap viel Kikkert. Roelof sloeg nog wel tien maal met het ijzer op K’s hoofd en Ten Hartog riep: „Roelof wat doe je daar.” „Ik heb de Kikkert doodgeslagen,” antwoordde Roelof, „zoo dood als een pier, maar als hij niet goed dood is, dan zal ik hem er nog een geven, dat hij wel goed dood is”. Kikkert was onmiddellijk een lijk.

Roelof ging zichzelf bij de politie aangeven. De getuigen verklaren dat hij zeer kalm was. Hij bekent ter terechtzitting, maar zegt het gedaan te hebben omdat Kikkert zijn moeder bij de strot greep. Er is geen enkele getuige die dat gezien heeft. De moeder heeft na de daad gezegd dat haar man haar bedreigd had met een revolver op de borst, maar op het lijk is geen revolver gevonden. Op de vraag aan één der buren, of hem er ook iets van bekend was dat het gezin in onmin leefde, was het antwoord: „Neen, heelemaal niet, vloeken en razen was er dagelijksch werk, maar daar hebben we geen acht op geslagen”. De officier van justitie mr. F.F. Viehoff geloofde niet, dat de mishandeling van de moeder de reden is, waarom beklaagde de daad gedaan heeft, dat motief is eerst later genoemd. Spr. zou grenzelooze onverschilligheid en matelooze ruwheid de oorzaak willen noemen.

De aanleiding was de nieuwe broek voor Roelof of voor vader, dus een heel wat minder tragische reden dan dat de dolle daad in drift gedaan zou zijn, om wat moeder aangedaan werd. Z.E.A. eischte 3 jaar gevangenisstraf. De verdediger, mr. Willinge Cratama pleitte clementie, omdat Kikkert ongunstig bekend stond, hij maakte veel misbruik van sterken drank en was een echte vechtersbaas, die bij een vechtpartij een oog verloren had. Een oudere broeder van Roelof had 14 dagen na het huwelijk reeds de woning verlaten…”

Krant ‘De Grondwet’ van 25-09-1923:
“Te Sibculo bij Hardenberg was voor twee maanden de 49-jarige Jan Kikkert in bet huwelijk getreden met de weduwe Kroese van Bergentheim (gemeente Hardenberg). Herhaaldelijk had de man oneenigheid met zijn vrouw en zijn stiefzoon Jan Kroese. De ruzies ontstonden in hoofdzaak doordat deze stiefzoon zeer weinig verdiende en nogal veel noodig had. Ook zaterdag was er oneenigheid geweest.

Kikkert liep daarna het huis uit en kwam eerst maandagmiddag in half beschonken toestand thuis. Hij wilde een varken, dat hij volgens zijn zeggen eenigen tijd geleden van zijn eigen geld gekocht had, mede nemen. Naar aanleiding hiervan ontstond weer twist tusschen Kikkert en zijn stiefzoon. Deze| haalde een ijzeren stang uit het huis en gaf zijn stiefvader daarmede eenige hevige slagen in den nek. Kikkert slaakte eenige gillen en viel toen dood neer. Zijn vrouw, die bij de vechtpartij tegenwoordig was, deed geen enkele poging haar man te redden. Een buurman, zekere Hertog, die in de nabijheid aan het turf maken was en alles gezien had, had nog moeite gedaan den jongen van zijn plan af te houden, echter zonder succes. Nadat de jongen den moord had gepleegd, liep hij naar Hertog en zeide “Ziezoo, hij is er geweest. Hij is zoo dood als een pier.” Daarna ging hij zichzelf aanmelden bij den rijksveldwachter te Beerserveld. Deze heeft hem gevankelijk naar Zwolle overgebracht.”

De in het krantenbericht genoemde ‘weduwe Kroese’ was Wichertje Knol, weduwe van Jan Kruzen. Op 15 juni 1923 waren Jan Kikkert en Wichertje Knol getrouwd in het gemeentehuis in Heemse en nog geen twee maanden later stierf Jan aan zijn verwondingen.

Het Salland’s Volksblad schreef vervolgens op 12 oktober dat jaar:
“Voor de arrondissementsrechtbank te Zwolle stond terecht de 18-jarige R.K. (Kroeze) te Ambt Hardenberg, die 13 aug. l.l. zijn stiefvader J.K. met een ijzeren staaf opzettelijk en gewelddadig heeft geslagen, ten gevolge waarvan deze spoedig is overleden. Drie jaar gevangenisstraf werd geëischt.”


Toen, op 08 september 1878: moordaanslag op veldwachter Slagharen!

Het Algemeen Handelsblad van vrijdag 13 september 1878 meldde:
“De justitie van Zwolle heeft zich eergisterenavond naar Ambt Hardenberg begeven, ten einde een onderzoek te doen naar een poging tot moord op den veldwachter Snoeijer, te Slagharen. Omtrent deze zaak meldt men ons uit genoemde plaats het volgende:
Zondagavond werd op onzen gemeenteveldwachter Snoeijer op den openbaren weg te Slagharen, omstreeks 11 uur, geschoten. Hij was aldaar op surveillance geweest en keerde huiswaarts. Het schot echter, hoe goed ook aangelegd, bereikte gelukkig zijn doel niet; de kogel trof de brieventasch, boorde wel door het leer, maar smoorde eindelijk in de daar aanwezige papieren.
Maandag hebben drie veldwachters een onderzoek ingesteld, zonder een dader of de daders op het spoor te komen. Zij hebben nog twee patronen van een revolver gevonden op de plaats waar de sluipmoordenaar zijn voornemen trachtte uit te voeren; de kogel van het schot zat nog in de tasch.
Wat de oorzaak van zoodanige daad wezen kan, laat zich moeilijk gissen, maar wij betreuren het diep, wijl zulk een daad een blaam werpt op die streek en omdat de veldwachter een man is, die hier bij elk goedgezind burger in achting staat”.


Toen, op 12 februari 1935: cold case, de moord op Van Os te Slagharen.

(een verhaal over een nimmer opgeloste moordzaak)

Moord Van Os Slagharen

In 1935 werd in Slagharen een bejaarde man vermoord. Zijn naam was Frans van Os, wonend op de Witman. De ‘enigszins zonderlinge’ vrijgezelle man was eerst een tijdje vermist, maar werd uiteindelijk dood aangetroffen in een sloot, niet ver van zijn woning. Een grondig politieonderzoek werd ingesteld en alles werd uit de kast gehaald om de dader of daders te vinden, maar er werd niemand veroordeeld. Uit dagrapporten van de brigade Hardenberg van de Koninklijke Marechaussee krijgen we een goed beeld van wat er in die dagen gebeurde. Ook de kranten deden uitvoerig verslag.

Het marechaussee-archief begint in februari 1935 met een brief van gemeenteveldwachter Theodoor Schuurman aan de burgemeester van Ambt Hardenberg.
De veldwachter maakt melding van de vermissing van de alleenwonende Johannes Franciscus (Frans) van Os uit de buurtschap ‘De Witman’ in Slagharen. Sinds zondag 3 februari had niemand hem meer gezien. De laatste tijd was hij geestelijk in de war. Het was dan ook niet onmogelijk dat hem een ongeluk was overkomen. Frans was op 31 december 1866 te Slagharen geboren, als zoon van Petrus Paulus van Os en Maria Gezina Bouck. De veldwachter gaf aan dat het ook mogelijk was dat er een sprake was van een misdrijf. Het was algemeen bekend dat Van Os dikwijls veel geld bij zich droeg. In zijn woning was wel zijn portefeuille met enig geld, een tabaksdoos, pijp en rijwiel gevonden.

Het signalement van Frans luidde: 1 meter 60 lang, smal en tenger, mager persoon, donker uiterlijk, grijzend haar en knevel, smal aangezicht, lang met ingevallen wangen, donkere ogen, vermoedelijk gekleed in een manchesterbroek en jas, grijze jekker, donker gestreepte of grijze pet, geel gekleurde of witte klompen.

De laatste tijd had Van Os zich zonderling gedragen. Hij sprak althans tegen meerdere mensen over zijn geld, dat hij bijeen gespaard had. De man was een oud-militair die van zijn pensioentje kon leven en iets bijeen kon sparen door zijn zeer zuinige leefwijze.

Ruim een week later, op 12 februari rond 11 uur ’s ochtends, werd het lijk van Frans door een zekere H. de Boer gevonden in een waterleiding, op een afstand van ongeveer 400 meter van zijn woning. Voorlopig werd geconstateerd dat hij een tweetal schotwonden in zijn hoofd had (de kogel was aan de achterzijde het hoofd binnengedrongen en had het via het voorhoofd weer verlaten), terwijl een koe-touw om zijn onderlichaam was gebonden. De wonden waren waarschijnlijk veroorzaakt door een oud model trommelrevolver. Ook vertoonde het lijk sporen van slagen met een stomp voorwerp (later bleek dit een in de hooiberg gevonden hamer – met bloedsporen – te zijn). De burgemeester, Herman Heinrich Weitkamp, die met behulp van de gemeenteveldwachter Cornelis Servaas Pisuisse het onderzoek leidde, nam het lijk in beslag en bracht het met een bestelauto over naar het ziekenhuis in Hardenberg. De schouw van het lijk had plaats door dokter Gouwe, die een hoofdwond alsmede een oogwond constateerde. Daags erna werd door dhr. Hulst uit Leiden, in het bijzijn van de officier van justitie uit Almelo, het sectieonderzoek verricht. Uit die onderzoeken kon niet vastgesteld worden of moord dan wel zelfmoord had plaats gevonden. Na het onderzoek door dhr. Hulst werd het lijk vrijgegeven en in een verzegelde kist in het baarhuisje op het R.K.-kerkhof in Slagharen opgebaard.

Een vermoedelijke dader werd gauw gevonden. Naar aanleiding van een artikel over de moord in het Nieuwsblad van het Oosten reageerde ene G. Schuurhuis uit Enter die verklaarde dat J. Kollen uit Brucht vroeger regelmatig bij hem was komen aanlopen, toen men nog in Vroomshoop woonde. Hij had meerdere malen voorgesteld om mee te gaan naar een zekere Van Os, om hem van zijn duiten te beroven. Toen Schuurhuis hem erop attent maakte dat dat zo maar niet ging, zou Kollen gezegd hebben: ‘als de oude het zo niet wil geven, heb ik nog wel een goede knakker-revolver’. Naar aanleiding van deze tip werd G. Kollen gearresteerd en overgebracht naar de marechausseekazerne. De man ontkende, maar stond alom ongunstig bekend en zou met behulp van een ander zeker tot een misdrijf in staat zijn.

De opperwachtmeester Den Besten schreef op 5 maart aan notaris B.H. Kelder te Dedemsvaart dat hij bij huiszoeking in het pand van de overledene de volgende munten had aangetroffen: 1 zakje inhoudende 87 rijksdaalders en 138 guldens; 1 zakje inhoudende 1107 kwartjes; 1 zakje inhoudende 1872 dubbeltjes en 1 zakje inhoudende 58 centen (4 2½-centstukken en 48 centen). De guldens waren grotendeels oud en niet meer in roulatie.

Twee dagen later schrijft de opperwachtmeester aan de officier van justitie dat hij een geschikte kracht aan het werk heeft gezet voor het verzamelen van inlichtingen en dat hij het nog te vroeg achtte om een beloning uit te loven in een dagblad. De aandacht was op dat moment gevestigd op een zekere J. Ruinemans, een ongunstig bekend staand persoon te Slagharen. De persoon was voorheen zeer arm, maar nu had hij zich nieuwe goederen gekocht en de laatste dagen was hij meerdere malen in herbergen gezien.

Op 17 april scheen er nog geen schot in de zaak te zitten. De opperwachtmeester schreef toen aan de officier van justitie dat het uitloven van een beloning in de moordzaak te Slagharen het beste geplaatst kon worden in de Zwolsche Courant en de Vechtstreek van drukker R.E. de Bruin in Hardenberg. Deze bladen werden het meest in de omgeving gelezen. Na plaatsing van het artikel, waarin een beloning werd uitgeloofd, werd in de krant melding gemaakt dat men algemeen van mening was dat het uitloven van een bedrag van 100 gulden weinig nut zou hebben. In augustus 1935 was de aandacht nog altijd gevestigd op Ruinemans. Verdere inlichtingen waren er niet en het resultaat was zeer gering.

Tot zover de dagrapporten uit het archief van de marechaussee. Dan de kranten…

De Vechtstreek van 9 februari 1935:
“Slagharen. Verdwenen. De alleenwonende ongeveer 70-jarige Frans van Os, wonende in de buurtschap De Witman, is plotseling verdwenen. Een onderzoek heeft nog geen enkel definitief resultaat gehad. Zondag vonden de omwonenden de woning gesloten. Ze waarschuwden de veldwachter, die denzelfden avond een uitgebreid onderzoek instelde, hetgeen geen resultaat had. Maandagmorgen werd weer een onderzoek ingesteld, ook heeft men de wijken in de omgeving afgezocht, daar aan een ongeluk werd gedacht. Des maandags heeft ten overstaan van de politie de inventarisatie van de bezittingen plaats gehad en zijn uitgebreide maatregelen genomen. Het onderzoek duurt voort.”

De Telegraaf van 13 februari 1935:
“Verongelukt of vermoord? 12 februari heeft men in een ongeveer 80 cm. diepe vaart het verminkte lijk gevonden van den ruim 70-jarigen F. van Os, die sedert 2 febr. spoorloos verdwenen was. De man had een touw om den buik, terwijl het hoofd verschillende verwondingen vertoonde, aldus De Telegraaf. Van Os werd gevonden door H. de Boer die onmiddellijk de omwonenden alarmeerde, waarop men gezamenlijk den man uit het water haalde. De lijkschouwing werd verricht door dr. Gouwe uit Lutten, die constateerde, dat hier vermoedelijk van moord sprake is. Er zijn bovendien aanwijzingen dat het een roofmoord is, aangezien in de woning van Van Os vrijwel geen geld was gevonden, terwijl toch bekend was dat de man, die zuinig leefde, wel eenig geld moest hebben. De overledene was een ietwat zonderling mensch. Hij had in zijn jonge jaren bij het Nederlandsch-Indische leger gediend en genoot uit dien hoofde eenig pensioen. Voortdurend had hij den laatsten tijd tegen buren en anderen gesproken over het geld dat hij had uitstaan en een gedeelte dat hij geregeld bij zich droeg. Hij had de gewoonte zich vrij geregeld van zijn woning op de Witman naar het huis van familieleden te begeven. Deze familie woonde in de Westerslagen en Van Os moest, om den weg naar zijn familie af te leggen, een zeer eenzaam gedeelte passeren. Dicht in de buurt is aldaar een ongeveer drie meter breede waterleiding, waarin ongeveer 80 cm. water staat en het is in dit watertje dat men het lijk van Van Os vond. Dat het hier een gewonen verdrinkingsdood betreft, kan niet goed worden aangenomen. Ook pleiten de aanwijzingen tegen zelfmoord. Het lijk is door de politie in beslag genomen. Het is eerst vervoerd naar Slagharen en van daar per auto voor nader onderzoek naar het ziekenhuis te Hardenberg. De politie hult zich omtrent het gebeurde in een diep stilzwijgen, doch algemeen wordt aangenomen dat het hier een moord betreft en dat het te doen was om het geld van den zonderling. In het plaatsje Slagharen heeft dit geval een diepen indruk gewekt en het is het onderwerp van veler gesprekken.”

De Banier van 14 februari 1935:
“Het gebeurde te Slagharen ene misdrijf. Het onderzoek op het lijk van F. van Os te Slagharen heeft een dusdanig resultaat gehad, dat onmiddellijk na ontdekking daarvan de officier van justitie uit Almelo, in gezelschap van marechaussee en gemeentepolitie, een nader onderzoek zijn begonnen in de woning te Slagharen. Daaruit blijkt dat een gewelddadige doodsoorzaak is vastgesteld. Nader wordt van niet-officiële zijde aan ons meegedeeld dat de man blijkt te zijn doodgeschoten. Mogelijk is hij in de eenzaamheid meegelokt en daar om het leven gebracht. In de woning is althans niet het minste spoor van geweld aanwezig. Een nader onderzoek wordt ingesteld.”

De Vechtstreek van 16 februari 1935:
“Beestachtige roofmoord te Slagharen. Reeds ruim een week lang was spoorloos verdwenen de 70-jarige Frans van Os. Sedert zaterdag 2 februari heeft niemand de alleenwonende man, die iets zonderling was, weer gezien. Pas zondagavond heeft de politie zich met deze zaak bemoeid en aanvankelijk besteedde men niet veel aandacht aan de zaak, aangezien er vermoedens bestonden dat hier een zelfmoordgeval had plaatsgevonden. Enkele bekenden van de man waren er echter van overtuigd dat zulks niet het geval was en het lijkt er ernstig op dat de man is vermoord om aan zijn bijeen gespaarde gelden te komen. Dinsdag heeft men zijn lijk gevonden in een waterleiding die loopt door de Westerslagen in onze plaats en weinig meer is te noemen dan een flinke sloot. Aan het hoofd waren enige ernstige wonden, terwijl om het middel een touw was gebonden op een zodanige wijze dat men daaraan gemakkelijk een lijk zou kunnen voortslepen. Het is niet aannemelijk dat iemand in een dergelijke sloot zelfmoord pleegt, terwijl het veel meer juist lijkt dat men hem daarheen heeft geworpen om vooral de eerste dagen den man onvindbaar te maken. De schouw van het lijk had plaats door dr. Gouwe uit Lutten die enkele aanwijzingen bleek op te merken die aan een gewelddadige dood deden denken. Er was een hoofdwonde, alsmede een oogverwonding. Omtrent dit onderzoek kon men ons geen nadere gegevens verstrekken, daar de politie blijkbaar in het belang van ’t onderzoek een en ander niet nader toe kon lichten. Het lijk werd voor nader onderzoek naar het ziekenhuis te Hardenberg vervoerd, waar men wel zal wachten op nadere instructies van de justitie. Men vond den man, daar de familie op onderzoek was uitgetogen, omdat men vermoedde dat hij in deze omgeving was verdronken. Deze weg ging hij zeer vaak om zijn vrienden, een zekere familie Uitzetter, te bezoeken. Dit is een zeer eenzame weg. Op vrij grote afstanden staan de eerste woningen, zodat het heel goed mogelijk was dat hij hier te water was geraakt. Een zekere H. de Boer vond het lijk in de waterleiding. Deze stroomt op een afstand van circa 70 meter van de weg waar hij langs moest gaan. Het is dus zeer onaannemelijk om te vermoeden dat hij hierin ongelukkigerwijs is geraakt, terwijl het bovendien zeer onwaarschijnlijk moet worden geacht dat hij daarin zelfmoord heeft willen plegen, aangezien de sloot zeer ondiep is. Direct werden hier omvangrijke maatregelen genomen, opdat het onderzoek vanwege de justitie ongehinderd kon plaats vinden. De gedragingen van den man waren den laatsten tijd weliswaar iets zonderling te noemen. Hij sprak althans tegen meerdere mensen over zijn geld, dat hij bijeengespaard had en er zijn aanwijzingen die doen vermoeden dat dit voor hem noodlottig is geworden. Het was algemeen bekend dat de man wel geld had en voor zover ons werd medegedeeld moet er in zijn woning niet veel geld zijn gevonden. De man zelf was een gepensioneerd soldaat, die van zijn pensioentje kon leven en iets bijeen kon sparen door zijn zeer zuinige leefwijze. Het onderzoek dat nu zal moeten worden ingesteld, is zeer omvangrijk. Het heeft alle schijn dat de eventuele daders in verschillende opzichten de schijn hebben willen wekken dat het hier een zelfmoord betrof. De daad zelve heeft men rustig kunnen voorbereiden en afdoen en wat de baten daarvan zijn geweest, zal wel zeer moeilijk zijn vast te stellen. Het onderzoek van het lijk zal naar we hopen nog enig licht opleveren, terwijl men voorts misschien zal kunnen zoeken in de richting van personen die met de leefwijze van den man op de hoogte waren. Woensdag werd door de deskundige dr. Hulst te Leiden het lijk onderzocht. Het parket van Almelo heeft zich naar Slagharen begeven. Het lijk is vrijgegeven en wordt op de R.K. begraafplaats ter aarde besteld. Na het onderzoek van dr. Hulst uit Leiden, is het lijk vrijgegeven en in verzegelde kist in het baarhuisje op het R.K. kerkhof opgebaard. De begrafenis van het slachtoffer was donderdagavond. De zaak heeft in onze plaats een niet geringe beroering gewekt. Hoewel de man een zonderling was, betreurt men het algemeen in hoge mate dat hij op een dergelijke wijze om het leven is gekomen. De medewerking van de inwoners dezer plaats is dan ook niet gering en mogelijk kan dat nog wel opheldering brengen. Het onderzoek zal voorlopig nog wel gaan in de richting van de twee niet herkende personen die op de bewuste weg nabij de eenzame streek waar het lijk werd gevonden, zijn ontmoet. Het is erg jammer dat de gegevens daaromtrent zo vaag zijn, maar het is te hopen dat achteraf zal blijken dat niet de twee mannen van hier de enige zullen zijn geweest, die dit geheimzinnige tweetal hebben ontmoet.”

Nieuwsblad van het Noorden, 18 februari 1935:
“Uit de laatste gegevens, die nu aan het licht zijn gekomen in den moord op den ouden Van Os te Slagharen, is komen vast te staan hoe gruwelijk het drama, dat plaats vond, wel is geweest. Bij nader onderzoek in de woning zijn bloedsporen gevonden. Tot nog toe was niet bekend op welke wijze het misdrijf heeft plaats gevonden, maar thans staat men voor de nuchter waarheid dat Frans van Os in zijn woning is neergeslagen. Misschien is pas veel later het schieten gevolgd. Waarschijnlijk hebben de daders Van Os in zijn woning in zooverre onschadelijk gemaakt dat zij hem zijn spaarduitjes hebben kunnen ontrooven. Daarna, voor of na het wegbrengen van het lichaam, moeten zij in de woning verschillende voorwerpen zoodanig hebben neergelegd dat het de schijn van zelfmoord wekte. Zodoende hebben zij ook allen tijd gehad om de pet en de klompen te doen verdwijnen.”

De Telegraaf, 26 februari 1935:
“Slagharen. Na den geheimzinnigen dood van Van Os is bij een ingesteld onderzoek een groot bedrag aan geld gevonden. Tot zelfs in de hanebalken van de woning was het geld verstopt. Het was alles zilvergeld, waaronder vele guldens en rijksdaalders, die reeds niet meer in omloop zijn. Van Os verkeerde blijkbaar in de gedachte dat dit geld om het betere zilvergehalte, beter waarde zou blijven behouden. In totaal is ongeveer f 1000,- gevonden. Het onderzoek wordt met kracht voortgezet en ook is weer iemand aangehouden.”

Nieuwsblad van het Noorden, 26 maart 1935:
“Het omvangrijke onderzoek inzake den gruwelijken moord op den ruim 70-jarigen Frans van Os, die voor bijna twee maanden heeft plaats gevonden, heeft tot nog toe niet de minste definitieve resultaten gehad, voor zoover wij dat althans kunnen nagaan. Men is er aanvankelijk in geslaagd om aan te toonen op welk een gruwelijke wijze de man om het leven is gebracht. Ook heeft men kunnen constateeren, dat de portefeuille van het slachtoffer, waarin vermoedelijk een heel bedrag aan geld geborgen is geweest, vrijwel geledigd was, maar de daders van het ontzettend misdrijf heeft men niet kunnen vinden. Het lijkt er sterk op dat deze verschrikkelijke geschiedenis, evenals destijds de moord te Koekange, onopgehelderd zal blijven.”

De Vechtstreek, 27 april 1935:
“Slagharen. De moord op Frans van Os. Het besluit van den Officier van Justitie om een beloning van f. 100,- toe te kennen aan degenen die dusdanige inlichtingen verstrekken dat men kan komen tot veroordeling van de dader(s) van den roofmoord op Frans van Os, heeft in onze plaats weinig waardering gevonden. Algemeen is men van oordeel dat een dergelijk bedrag heel weinig nut zal hebben. Hier is een daad gepleegd die toch zeer zeker ook in de ogen van de justitie een gruwelijke genoemd moet worden. Het was geen plotseling gepleegde gewelddaad, maar een daad die volgens weloverwogen plannen moet zijn volvoerd, waarbij alles er op wijst dat de oude Van Os op beestachtige wijze als het ware langzaam is afgeslacht. Onze plaatsgenoten zijn dan ook van oordeel dat een heel wat hogere prijs gesteld diende te worden op het (de) hoofd(en) van de dader(s), die zich aan dit vergrijp heeft (hebben) schuldig gemaakt.

Het Oosten, 10 oktober 1935:
“In de woning van den dit voorjaar vermoorden, bejaarden Van Os, heeft de nieuwe eigenaar, de heer B. Folkerts, onder een stoepje bij het aanrecht f. 70,- aan zilvergeld gevonden. De justitie had destijds, op verschillende plaatsen verstopt, ook reeds geld aangetroffen. Van Os zat er dus blijkbaar warmpjes in, doch hij leefde in de armoedigste omstandigheden. Naar het heet zal de vinder het geld kunnen beschouwen als een afschrijving op de koopsom.”

De Vechtstreek van 14 december 1956:
“De moord op Frans van Os te Slagharen. Kwetsende geruchten missen grondslag. De lugubere moord op Frans van Os te Slagharen, nu reeds meer dan twintig jaren geleden gepleegd, is de laatste week weer in het middelpunt van de belangstelling geplaatst. Geruchten doemden nl. op dat een met name genoemde Slagharenaar in een zenuwinrichting de moord zou hebben bekend. Van officiële zijde deelt men ons in dit geval mede dat hierover in het geheel niets bekend is. Alle geruchten blijven totaal onbevestigd en het is voor enkele personen buitengewoon pijnlijk dat deze zaak zo wordt opgeblazen. Als strafzaak is deze misdaad verjaard. Wel zou het van groot belang zijn dat de zo geruchtmakende moord eens zou worden opgehelderd, al was het in de eerste plaats dan maar om vele personen, die geheel ten onrechte in verband met dat droevige gebeuren zijn genoemd, te rehabiliteren.”


Toen, op 05 november 1867: van babymoord verdachte vrouw vrijgesproken.

1105_Justitia

Op 5 november 1867 kreeg de ongehuwde en 25 jaar oude Willemina Grissen, arbeidster te Slagharen, een baby. Kort erna werd zij ervan beschuldigd dat ze het kindje op het vuur zou hebben geworpen, waar het levend verbrandde. De nasleep van deze geschiedenis werd indertijd breeduit in de media gevolgd. Op 23 juni 1868 werd de zaak behandeld voor het Provinciaal Gerechtshof in Overijssel.

De Zierikzeesche Nieuwsbode meldde o.a.:
“Zeven getuigen en deskundigen werden gehoord, terwijl de beschuldigde werd bijgestaan door den advocaat mr. Eppo Heerkens te Zwolle. De beschuldigde bekent hare bevalling, doch ontkent, in strijd met hare vroegere verklaringen, het kind levend op het vuur te hebben geworpen, als zijnde het volgens hare verklaring reeds dood toen zij het verbrandde”.
De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant schreef:
“Bij de verdere behandeling op jl. dingsdag van de zaak van Willemina Grisse, van Slagharen, voor het provinciaal geregtshof in Overijssel, heeft de procureur-generaal gerequireerd dat de beschuldigde zoude worden schuldig verklaard aan kindermoord voor de eerste maal door de ongehuwde moeder, door middel van eene daad van wreedheid, gepleegd, en zou worden veroordeeld tot de straffe des doods. Daarop heeft de advocaat mr. Heerkens, de beschuldigde verdedigd. A.s. dingsdag zal uitspraak in deze zaak worden gedaan”.

Op 3 juli deed het Gerechtshof uitspraak. Bij een zeer uitvoerig arrest heeft het Hof overwogen dat het niet wettig en overtuigend is bewezen dat het kind levend op het vuur is geworpen, en haar daarom van de tegen haar ingebrachte beschuldiging vrijgesproken.

Willemina zou later, op 14 maart 1879, trouwen met Roelof Kats uit Kerkenveld. Samen kregen ze nog vijf kinderen.