Toen, op 03 augustus 1883: de ‘jonge’ bruid.

Op 3 augustus 1883 werd in het gemeentehuis van Heemse het huwelijk voltrokken tussen de 78-jarige Paulus van Os uit Slagharen en de 44-jarige Maria Gezina Elizabeth Wicherlink uit Dedemsvaart. Het forse leeftijdsverschil leverde een persbericht op in de Opregte Steenwijker courant van 13 augustus.

Paulus was weduwnaar van Johanna Gerarda Greven en van Maria Anna Sanders. Hij was afkomstig uit de Betuwe en was via Steenwijkerwold rond 1843 neergestreken in de veenontginning langs de Dedemsvaart. Hij overleed op 90-jarige leeftijd, op 30 januari 1896 te Slagharen. Van hem wordt een aardig dik archiefdossier bewaard in de serie ‘Armenzaken’ van de gemeente Ambt Hardenberg…


Toen, op 05 augustus 1887: over de ondergedoken vrouw.

Deventer Dagblad, 5 augustus 1887:
“Toen de bakker H.v.E. te Ommen dezer dagen op een morgen wakker werd, bemerkte hij tot zijne verwondering, dat niet alleen zijne vrouw, met wie hij reeds eenigen tijd in niet te beste verstandhouding leefde, maar ook zijne kinderen, onderscheidene meubels en f 400 verdwenen waren. Na veel moeite is het eindelijk gelukt de vrouw in Hardenberg te ontdekken, van waar door den brigadier de kinderen met f 200 zijn teruggebracht, terwijl zij weigerde de meubelen, die volgens haar zeggen te Ommen verborgen waren, aan te wijzen. Nauwelyks was echter de rijksveldwachter te Ommen teruggekeerd of de vrouw kwam met een rijtuig van Hardenberg rijden en hield voor de woning van zekere juffrouw Siero, waar de goederen verstopt waren, stil. In een oogenblik waren de verborgen goederen op den wagen geladen, doch deze werden na eene hevige woordenwisseling door de toegestroomde menigte onder groote hilariteit weder afgeladen, en de vrouw kon onverrichterzake naar Hardenberg terugkeeren”.


Toen, op 15 augustus 1952: over het mysterie van de ondergrondse gangen.

0815_ondergronds

Aan het Algemeen Handelsblad van 15 augustus 1952 ontlenen we het volgende:

“Schier ondraaglijk was de spanning de laatste weken geworden in Hardenberg, het historische stadje aan de Overijsselse Vecht. Wij mogen wel zeggen, dat die spanning ten top steeg, toen gisteren dan eindelijk de lopende veronderstellingen op haar waarheid zouden worden beproefd.

Wat ter wereld mag het toch wel zijn, dat dit louter landelijke rust ademende agrarische plaatsje in zo’n sfeer van onrust heeft gedompeld, zal de lezer zich terecht afvragen. Het is in een paar woorden gezegd: een ondergronds gangenstelsel. Maar de herkomst van deze catacomben is niet een-twee-drie vast te stellen en de consequenties van hun eventuele ontdekking zijn voor de stad van groot gewicht. Het bericht, dat er gangen onder Hardenberg lopen, is op zichzelf met zo schokkend. Elke stad-op-leeftijd. die zichzelf respecteert, behoedt wel teder de legende van onderaardse gangen en gewelven.

Hardenberg is eertijds een vestingstad geweest en het is helemaal niet verwonderlijk, dat de belegerden in vroeger eeuwen zonnen op middelen om berichten uit de stad te smokkelen en levensmiddelen er in. Bovendien was bij verschillende grondwerken al wel een tipje van de sluier, die figuurlijk over deze gangen ligt, opgetild. Onlangs nu heeft een wichelroedeloper de vermoedelijke loop van deze gangen vastgesteld. De oudheidskamer van Hardenberg, die geen tehuis heeft, had zich in deze ruimten een zeer toepasselijk onderkomen gedacht en de gemeente zag er wel een gunstige mogelijkheid in, om meer toeristen te trekken.

Zo geviel het dan, dat wij werden geconfronteerd met een mansdiep gat, waarin twee gemeentearbeiders de vermoedelijke toegang tot de catacomben zochten. Helaas bleek hun geploeter vergeefs. Drie, vier mannen herinnerden zien daarop, dat zij jaren geleden eens in een kelder waren geweest, waarin een gat toegang gaf tot een gang. De kelder wist men nog met stelligheid aan te wijzen, maar de plaats van de gang niet: dicht gemetseld…

Iemand anders kende een gangetje waar het, als men er door liep, altijd „erg hol klonk”. Wéér een ander had jaren geleden een „iezeren deure” ontdekt op de plaats, waar vermoedelijk vroeger de stadswal had gelegen. Een vertwijfelde groep gangenzoekers trok op het laatst her en der door Hardenberg. Vergeefs, de gangen bleven zoek. En ten slotte sprak een der speurders het verlossende woord: “Wij wachten rustig op de aanleg van de riolering. Die zal op een diepte ten minste één meter 50 lopen en maak mij sterk, dat we dan de gangen wel eens ergens zullen ontmoeten…”


Toen, op 22 september 1910: een pagaai-tocht.

De Goessche Courant van 22 september 1910, vandaag precies 115 jaar geleden, schreef:
“Uit Hasselt meldt men aan de Zwolsche Courant:
Maandagavond is hier van Hardenberg langs de Vecht aangekomen de heer Hermann W. Lantz van Stockholm met zijn kano Butterfly. De heer Lantz is medewerker van drie Zweedsche sportbladen: de Nordiskt Idrottslite, de Svenska Seglaren en de Segling, en doet in die kwaliteit een pagaai-tocht door Europa. Van hier gaat hij over de Zuiderzee naar Amsterdam en vervolgens over Rotterdam, Antwerpen, Brussel en Parijs naar Marseille. Van daar over Genua door Noord-Italië naar Venetië. Hij zet zijn tocht voort door de Adriatische Zee over Athene en Constantinopel tot den mond van de Don, dan langs een kanaal naar de Wolga en vervolgens naar Sint Petersburg terug naar zijn punt van uitgang.

De Butterfly is lang 4.56, breed 0.90 m. en gaat diep 25 cm. De heer Lantz verklaart nooit ‘onder dak’ te slapen. Hij neemt zijn nachtrust of in zijn kano of in een slaapzak aan den oever of het strand.”