Toen, op 19 maart 1825: Clara Stolte overleden.

Het portret van Clara van Riemsdijk-Stolte maakt deel uit van de collectie van Jac. van Riemsdijk te Amsterdam.


“Onze dierbare moeder Clara Stolte, weduwe Jacobus van Riemsdijk, tijdelijken Scholtus des Kerspels Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, overleed deze morgen om 6 uren aan de gevolgen eener apoplectische ziekte, omtrend welker gelukkigen afloop wij, ondanks haren hoogen ouderdom van ruim 82 jaren, in het eerst wel is waar eene blijde hoop voeden, doch welke zich, terwijl haar de krachten te spoedig verlieten, tot onze bittere droefheid niet heeft mogen verwezenlijken. Het behaagde dan de alwijze Voorzienigheid, in wier bestuur wij, dankbaar over het aantal jaren, die zij in onzer midden mogt verkeren en zich ons de liefderijkste en zorgvuldigste moeder betonen, met onderworpenheid berusten, niet de door den ondergetekenden, als haren artz, ter haare herstelling aangewende middelen met een voor ons gewenscht gevolg te bekronen; zij bezweek niettegenstaande derzelver zorgvuldige aanwending, en, even als zij leefde, steeds, zacht, onderworpen en te vreeden, ontsliep zij ten beteren leven in gelovig vertrouwen op de heilvolle verdiensten van onzen zaligmaker Jezus Christus. Zacht ruste eerlang haar stoffelijk overschot bij dat onzes reeds voor ruim 40 jaren verscheidenen vaders en harer haar vroeger en later naar een beter vaderland vooruitgegane kinderen en maagen: om eenmaal met alle de haaren aldaar te worden en te blijven hereenigd. Hardenbergh, den 19 maart 1825. A. van Riemsdijk, med. dr., mede namens mijne zuster J.E. van Riemsdijk alhier, en namens mijnen broeder J. van Riemsdijk, advocaat te Almelo”, aldus De Overijsselsche Courant.


Toen, op 13 maart 1933: Auke Vos overleden.

0313_Vos


Uit De Vechtstreek van 18 maart 1933:
“In memoriam: Auke Vos. Velen zijn diep getroffen, toen hun het bericht bereikte van het plotseling overlijden van den heer A. Vos, directeur der zuivelfabriek alhier. Tot in de ziel getroffen stonden de Slagharense ingezetenen op dien droeven dinsdagmorgen – 14 maart – bijeen. Medelijden met de zwaar beproefde echtgenote en nabestaanden vervulde ieder. Wie beschrijft de verschrikkelijkheid van zulk een slaag voor een gezin, als een geliefde echtgenoot en vader zo plotseling en zo wreed ontvalt.”

“Auke Vos overleden. De heer A. Vos, eigenaar der Zuivelfabriek te Slagharen, keerde maandagavond met de heer Pepping, directeur der Zuivelfabriek te Dedemsvaart per auto van Amsterdam, waar zij een vergadering hadden bezocht, huiswaarts. De heer Pepping chauffeurde. In de nabijheid van Harderwijk botste de auto tegen een boom op. De heer Vos bekwam hierdoor zware inwendige kneuzingen. Hij werd naar het ziekenhuis te Harderwijk vervoerd, waar hij spoed overleed. De heer Pepping was er betrekkelijk goed afgekomen. Met den heer Vos is een zeer geacht ingezetene van Slagharen heengegaan. De deelneming met dit zo treurige verlies is te Slagharen algemeen, zoals ook treffend uitkomt in het door ons met volle instemming opgenomen ‘in memoriam’.”

En in de editie van 25 maart:
“Begrafenis Auke Vos. Geheel Slagharen heeft zaterdag zijn medeleven getoond bij de plechtige uitvaart van wijlen den heer A. Vos. Alle aanwezigen werden te ruim half één in de gelegenheid gesteld ten sterfhuize een laatste blik te werpen op het stoffelijk overschot van de overledene, die temidden van een buitengewone bloemenschat in de voorkamer opgebaard lag. Daarna werd de lange tocht naar Dedemsvaart aanvaard. Het was een plechtige begrafenisstoet. Voorop de met bloemenkransen omhangen koets. Dan een dertiental rijtuigen en daarachter de lange file auto’s, een 25-tal. De aanwezigen waren niet voor een groot deel mensen tot wien de overledene in handelsbetrekking stond, maar de meerderheid der aanwezigen bestond uit mensen, wier onverdeelde vriendschap en sympathie tot den overledene uitging. Hierbij bleek weer duidelijk dat de heer Vos vriend in ieder huisgezin was.”


Toen, op 29 oktober 1863: Berend Venebrugge gestorven.

De foto toont de zilveren kop van de wandelstok van Berend Venebrugge (BVB), geboren op 10 februari 1786 te Venebrugge. Het kostbaar kleinood bevindt zich hedentendage in een privécollectie.

Op 29 oktober 1863 overleed Berend Venebrugge, de eerste vervener van Bergentheim. Berend was op 27 juni 1805 in de kerk van Hardenberg getrouwd met Hilligjen Wiechmink, afkomstig van ’t aloude erve van die naam in Bergentheim. Het echtpaar bewoonde de boerderij op de vroegere havezate de Venebrugge. Berend heeft, “als men ’t goed beschouwd, tot de cultivering der bestaande veenmogelijkheden den stoot gegeven”, zo lezen we op pag. 13 van het in 1935 uitgegeven herdenkingsboekje bij het 100-jarig bestaan van de N.V. Veenderij Erven mr. I.A. van Roijen.”Hij was als Ambt-Hardenberger jongen, door zijn huwelijk met een dochter uit het gezin Wiechmink in de marke Bergentheim ingetrouwd, en aangezien hij een ondernemend man was, met vele pijlen op zijn boog, die desniettemin hun doel wel eens minsten, werd hij ook vervener. Bovendien had hij de Möllincksvaart, die in de kronkelende Vecht uitmondde, en tot in het hart van het veen liep, daarbij tot zijn beschikking. Wat lag er dus meer voor de hand dan deze natuurlijke omstandigheden te benutten. Het veen tot turf te doen rijpen, deze langs de vaart met bokken naar het sluisje bij ‘Mansboer’ te laten transporteeren, ze daar te laten overladen in de zgn. Vecht-zompen, waarna het vervoer naar Zwolle plaats zou vinden, dat aldus simpel maar direct van brandstof werd voorzien…”


Toen, op 14 januari 1868: mr. Van Roijen overleden.

Op 14 januari 1868 overleed mr. Isaäc Antoni Soetens van Roijen, de oprichter van de veenderijen die de Dedemsvaartse en Bergentheimer venen in ontwikkeling hebben gebracht.
In Overijssel had Van Roijen vele bezittingen. Zo bezat hij in Dedemsvaart vanaf 1843 Villa Arriërend en meerdere veengronden aan het kanaal en ook had hij Huize Heemse in eigendom. Daarnaast was hij van grote betekenis voor de realisering van het Overijssels Kanaal. In Bergentheim kocht hij veengronden waar hij een hoofdwijk liet graven die door een sluis was verbonden met de Overijsselse Vecht.

In 1853 werd hij benoemd tot commissaris des Konings van Groningen. In januari 1868, nog geen vier maanden na de beëindiging van deze functie, overleed hij te Zwolle. Hij werd begraven op de begraafplaats aan de Meppelerstraatweg. Van Roijen was geëerd voor zijn werk met de onderscheidingen: ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw en Kommandeur van de Guelfenorde van Hannover.

In de Overijsselsche Courant schreef men:
“Dingsdag is hier ter stede overleden de heer mr. Isaac Antoni van Roijen, oud-Commissaris des Konings in de provincie Groningen. Eene langdurige ziekte die in de laatste dagen ernstig toenam en het ergste deed vreezen, maakte een einde aan zijn zoo veelzijdig nuttig en werkzaam leven.
Geboren te Vledder in 1800, vestigde hij zich, na aan de hoogeschool te Groningen zijne regtsgeleerde studiën te hebben volbragt, en eenigen tijd te Meppel als secretaris dier gemeente werkzaam te zijn geweest, in 1828 te Zwolle, waar hij als notaris was benoemd, met welke betrekking hij gelijktijdig die van advocaat uitoefende. Zijne uitgebreide en grondige regtskennis en zijn helder ziende blik verschaften hem in die betrekkingen eene praktijk, zoo als slechts zelden aan iemand ten deel valt.
Bij de oprigting van de Overijsselsche Vereeniging tot Ontwikkeling van Provinciale Welvaart vormde de heer van Roijen, met de heeren Sloet tot Oldhuis en van Diggelen, het bestuur en hij was voor de belangen dier zaak steeds ijverig werkzaam. Zijne groote bekwaamheden deden hem door de Staten van Overijssel benoemen tot lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal en dit bleef hij tot 1853, toen hij door het vertrouwen der regering geroepen werd om als Commissaris des Konings in de provincie Groningen op te treden. Veertien jaren bleef de heer Van Roijen in die eervolle betrekking onvermoeid werkzaam, en hoezeer hij in dat tijdvak de hem toevertrouwde belangen ter harte nam, bleek ten vorigen jare toen hij om redenen van gezondheid zijne betrekking neder legde en de leden der Staten hem bij de uitdrukking van hun leedwezen over zijn besluit een schoon bewijs hunner genegenheid en achting aanboden.
Kort is de rust geweest die de heer van Roijen van een zoo bewogen en werkzaam leven heeft mogen genieten, maar de herinnering aan het vele, door hem gedaan, zal blijven, en zijn aandenken, ook daardoor bij velen steeds in zegening zijn”.

Van Roijen was op 8 september 1825 te Zwolle gehuwd met Anna Gesina van Engelen. Zij kregen negen kinderen. Een van hen was Hendricus Nicolaus die van 1860 tot 1874 burgemeester was van Ambt Hardenberg.


Toen, op 01 december 1915: baron Van Ittersum overleden.

Op 1 december 1915 overleed Willem baron van Ittersum.
Hij was geboren op 23 januari 1838 op Huize Welgelegen te Heemse, als zoon van Jan Arent baron van Ittersum en jonkvrouwe Theodora Sophia van Foreest van Heemse. Hij werd ontvanger der directe belastingen.

Willem werd al op 36-jarige leeftijd, in 1874, benoemd tot burgemeester van de gemeente Stad Hardenberg, als opvolger van Cornelis Johannes van Riemsdijk. Hij was in 1878 te Gramsbergen in het huwelijk getreden met Zwaantine Theodora Walter uit Oude Pekela. Het echtpaar bewoonde Huize Welgelegen en kreeg er twee zoons: Jan Arent (1879) en Willem Christiaan Theodoor (1886).

Van 1880 tot 1904 was de burgemeester lid van de Provinciale Staten van Overijssel. Hij was verder vanaf de oprichting van het waterschap De Molengoot (1883) een zeer actief bestuurslid. De burgemeester was geliefd, maar kon de laatste jaren niet veel meer betekenen voor de ontwikkeling van de relatief kleine gemeente Stad Hardenberg. Wel heeft hij zich onder andere ingezet voor het realiseren van de Noordooster Lokaal Spoorweg waardoor Hardenberg eindelijk de hoognodige snelle verbinding met het westen van het land kreeg.

In 1914 nam de bejaarde burgemeester afscheid van zijn gemeente. Uit het archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken blijkt dat bij het vertrek van Van Ittersum gezocht moest worden naar een krachtig en tactvol opvolger. De Commissaris van de Koningin schreef: ‘De gemeente Stad Hardenberg heeft nu tal van jaren achtereen als burgemeester gehad een weinig krachtig persoon, die er nimmer in geslaagd is leiding te geven aan het bestuur en die tegenover de dikwijls zeer lastige elementen in den gemeenteraad niet steeds zijn gezag heeft weten te doen gelden.’

Helaas kon de oud-burgemeester slechts kort genieten van zijn pensioen, want nog geen jaar later stierf hij op 77-jarige leeftijd, op 1 december 1915 op zijn landhuis Welgelegen in Heemse. Hij werd begraven in de grafkelder op ’t oude kerkhof aldaar.