Toen, op 18 november 1931: Aron Kropveld overleden.

Op 18 november 1931 overleed de joodse uitgever, drukker en schrijver Aron Kropveld in Hardenberg.

De oudst bekende – nog bewaard gebleven – krant van Hardenberg is een editie van ‘De Hardenberger Courant’. Het vermeldt dat het de 43ste editie van de 5de jaargang is. Zodoende mogen we aannemen dat de krant voor het eerst in 1896 verscheen. De jood Aron Kropveld was de drukker en uitgever van de krant. Aron was in 1849 geboren in Coevorden. Zijn ouders, Samuel en Aaltje Kropveld, verhuisden toen hij twaalf was naar Stad Hardenberg. Daar groeide Aron op in een groot gezin. Hij bekwaamde zich in de boekdrukkunst.

In de zomer van 1879 trouwde hij met zijn verre nicht Tallegien Kropveld uit Roswinkel en samen vestigden ze zich op het adres A-166, een woning in de Ganzestraat, pal achter het stadhuis. Van daaruit begon hij in 1896 een eigen krantenuitgeverij. De Hardenberger Courant was een weekblad.
Iedere vrijdag ontvingen de abonnees de nieuwste editie thuis. Het abonnementsgeld bedroeg slechts drie kwartjes per half jaar. De krant was van neutrale signatuur en er was ruimte voor internationaal, nationaal en lokaal nieuws.

Een krant in elkaar zetten was destijds een heel karwei; er was geen zetmachine. Er was geen roterende drukpers die door een eenvoudige elektromotor kon worden aangedreven. Alles moest met de hand gebeuren. Eerst werd de krant letter voor letter met de hand gezet en pas dan sloeg men aan het drukken. De letters werden met een inktrol van inkt voorzien. Een knecht legde er een vel papier op en Kropveld drukte. De zware pers werd er op gelegd en met kracht werd de spanning erop gebracht. Dan volgde de ene krant na de andere… tien… twintig… vijftig… Dan stopte Kropveld even om zijn werkjasje uit te trekken. “Nummer één”, luidde dan zijn plechtige ontboezeming en verder ging het weer. Een enorme krachtsinspanning kostte dat drukken. “Nummer twee”, kondigde Kropveld dan een tijd later weer aan en zijn vest werd aan de kant gelegd. Nummer drie volgde en dan ging ‘de tien geboden’ bij het stapeltje kledingstukken. Nummer vier was zijn boezeroen en tegen het laatste deel van de oplage kwam onder de plechtige afkondiging van “Nummer vijf” ook de hemdrok naast zijn kleren te liggen en hevig zwetend werden de laatste kranten gedrukt. Zodra de laatste krant gedrukt was, zeeg de amechtige Kropveld naar adem snakkend neer in een gemakkelijke stoel die Tallegien, zijn zorgdragende wederhelft, had klaar gezet. Een warme stoof stond er voor, want de zwetende drukker mocht niet te snel afkoelen. Wanneer dan vrijdagsavonds de lezers van de Hardenberger krant smulden van de frisse berichten die waren ontsproten aan de werkzame geest van Kropveld, Soer en al die anderen, dachten ze er niet aan wat een enorme klus het maken van de krant was geweest…

In de zaak van Kropveld werden ook allerlei andere werken gedrukt. Zo werden boekwerkjes voor verenigingen gemaakt, keuren voor de waterschappen gedrukt, bestekken en voorwaarden voor aanbestedingen vervaardigd en rolden er regelmatig publicaties van de pers, gemaakt in opdracht van gemeenten. Op eigen initiatief gaf Aron Kropveld de allereerste prentbriefkaarten van Hardenberg en Heemse uit. De oudste dateren uit circa 1900 en geven nu een prachtig beeld van de sfeer van toen. Enkele ervan hebben een prominente plek gekregen in ons recent verschenen boek ‘Hardenberg op de kaart’.

Aron overleed in november 1931, op 82-jarige leeftijd, in het ziekenhuis in Zwolle. Zijn vrouw Tallegien was al vele jaren eerder gestorven. Arons huishouding werd de laatste jaren van zijn leven bestierd door zijn ongehuwde zuster Bertha. Aron werd begraven op de joodse begraafplaats aan het huidige Mulopad. Nog lang zou hij worden herinnerd als de plaatselijke humorist. In zijn Hardenberger Courant heeft hij regelmatig in zijn brieven, ondertekend met ‘Gait Oom’, daarvan doen blijken.


Toen, op 24 september 1766: Israël Emanuël overleden.

Op 24 september 1766 stierf Israël Emanuël. Zijn grafstenen (want het zijn er twee) zijn deels nog bewaard gebleven op de oude begraafplaats ‘jodenbergje’ bij Hardenberg.

Israël heeft zijn einde waarschijnlijk zien naderen, want in december 1765 liet hij, samen met zijn vrouw Annegien Ruben(s) een testament vastleggen door plaatsvervangend schout Jacobus van Riemsdijk. Israël was ‘ziekelijk na den lighaam’. Vanwege de tijdsgeest, en omdat Israël Emanuël werd en wordt gezien als de ‘stamvader van zijn geslacht’, laten we hierna zijn testament integraal getranscribeerd volgen.

Vrijwillig rechterlijk archief Schoutambt Hardenberg, toegang 55.2.1, inv.nr. 12, pag. 271 en 271vo:
“Ik Jacob van Riemsdijk, wegens Hoger Overigheid, verw(alter) Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen; doe cond en certificere bij desen, dat voor mij en keurnoten die waren Bast. Meulhberg en R. Dunnink, personelijk in den Gerigte gecompareerd en erschenen sijn, de joode Ysrael Emanuel en desselfs huisvrouw Annegien Ruben, sijnde de eerste wel ziekelijk na den lighaam, en de andere gesond van lighaam, dog beide haar verstand en oordeel vollenkomen hebbende, ten minsten voor so veel men uitterlijk konde bemerken. En wesende sij Annegien Ruben, nadat sij van de momboirschap hares mans in desen was ontslagen, tot het doen deser zaake geadsisteerd met Jan van Regteren, als haren verkoren en geadmitteerden momboir. En verklaarden sij comparanten, uit overweginge van de zekerheid des doods en de onsekerheid der uure van dien, geresolveerd te wesen om bij desen te willen maken en oprigten, haar beider testament en enige vrije onbedwongene uitterste wille over alle haare goederen, so sij bij haar overlijden sullen komen na te laten; en wel op volgende maniere.
Eerstelijk verklaarden hij testator IJsrael Emanuel, en sij testatrice Annegien Ruben, de laatste met haar voorn(oemde) momboir geadsisteerd sijnde, malkanderen de eerststervende aan de langstlevende van haar beiden, te legateren de lijftucht of het vruchtgebruik van alle de goederen so de eerststervende van haar beiden sal komen na te laten, om deselve na lijftuchten regte de tijd sijnes of hares levens te mogen gebruiken en genieten. Verders verklaarden hij testator en sij testatrice voorn(oemd), de laatste als vooren sijnde geadsisteerd, bij desen te prælegateren aan haar zoon Salomon Ysrael, haar eigendommelijke woonhuijs, staande alhier op den Brink tot Heemse; om redenen dat gem(elde) haaren zoon haar testateuren verscheiden jaren merkelijk heeft ondersteund en onderhouden en sulx ook nog vervolgens sal moeten doen.
Wijders verklaarden sij beide testator en testatrice voorn(oemd), sijnde de laatste als voren geadsisteerd, bij desen te nomineren en te institueren tot haare universele erfgenamen, hare gesamentlijke kinderen, genaamd Ruben, Jonas, Levij, Emanuel, Salomon, Tekela, Adel, Sara, Gonde, Rachel en Magdalena Ysrael, of bij vooroverlijden derselver kind of kinderen bij repræsentatie, om alle hare na te latene goederen geene uitgesonderd, buiten het hierboven gelegateerde, na haar overlijden te erven en te profiteren.
Eindelijk verklaarden sij testator en testatrice, de laatste met haar geseide momboir sijnde geadsisteerd, bij aldien eene of meer van haare kinderen en genomineerde erfgenamen, tegens dese hare vrije uitterste wille iets mogten tegen hebben, en daarmede niet mogten te vreden sijn; deselve tegenstrevers ofte onwillige als dan in so een geval bij desen te nomineren en te institueren in de legitime portie, so haar na de regten deser landen is competerende.
Al het voors(chrevene) de testator en testatrice voorn(oemd) duidelijk sijnde voorgelesen en afgevraagd, of dit sodanig niet en was haar enige vrije en onbedwongene uitterste wille, so hebben sij beide daarop geantwoord van Jae; willende en begerende dat deselve na haar overlijden, effect moge sorteren, het sij als testament, codicil, gifte ter sake des doods ofte onder de levende, so als sulx best na de regten deser landen sal kunnen of mogen bestaan, ofschoon ook alle vereischte solemniteiten hierin niet mogten sijn geobserveerd.
In kennisse der waarheid, is desen door mij verw(alter) Scholtus, met de testator en testatrice, benevens de momboir van de testatrice, getekend ende gezegeld. Actum Heemse, den 9 december 1700 vijf en sestigh.”


Toen, op 02 september 1935: de begrafenis van dominee Sybrandy.

Overzichtsfoto De Krim, uitvaart dominee R. Sybrandy.

Deze bijzondere foto is gemaakt op maandag 2 september 1935 vanaf de toren van de hervormde kerk in De Krim. De aardappelschuiten in de Fabriekswijk geven een beeld van de wijze waarop de aardappelen destijds werden aangevoerd.

De foto is genomen om de begrafenis van dominee Rienk Sybrandy vast te leggen. Op de Hoofdweg is een, zeker voor die dagen, geweldig grote begrafenisstoet met veel volgauto’s te zien. Dominee Sybrandy was van 1920 tot 1935 predikant van de gereformeerde kerk in De Krim.

Donderdag 29 Aug. is te Ermelo de eeuwige heerlijkheid ingegaan, onze hooggeachte Herder en Leeraar, Ds. R. SYBRANDY, in den ouderdom van ruim 60 jaar Dat zijn werk nog vele vruchten moge dragen, ook na zijn heengaan. Trooste de Heere zijn diep bedroefde Echtgenoote en Kinderen.
Namens den Raad der Geref. Kerkte De Krim, K. SALOMONS, Voorz. J. F. FLEURKE, Scriba. De Krim, 31 Augustus 1935.

In Jezus ontslapen, ten huize van zijn Zoon te Ermelo, mijn innig geliefde Echtgenoot en onze zorgzame Vader, Behuwd- en Grootvader, RIENK SYBRANDY, Predikant bij de Geref. Kerk te De Krim, in den ouderdom van ruim 60 jaar, na ’n zeer gelukkige Echtvereeniging van 34 jaar.
De Krim, J. SYBRANDY-VAN BINSBERGEN.
Naaldwijk, S. SYBRANDY. N. J. SYBRANDY-VAN LONKHUYZEN.
Ermelo, J. SYBRANDY.
Loosduinen, T. M. R. SYBRANDY.
Oud-Vossemeer, M. J. T. VERSLUYS-SYBRANDY.
J. J. VERSLUYS.
De Krim, R. SYBRANDY.
Ermelo, 29 Augustus 1935. De teraardebestelling zal plaats vinden te De Krim. Vertrek vanuit de Geref. Kerk om 2 uur, op Maandag 2 September.


Toen, op 18 juni 1959: veldwachter Vosjan overleden.

Het Sallands Volksblad van 19 juni 1959 schreef:
“Johannes Fredrikus Vosjan, oud ruim 85 jaar. Een bekende ingezeten is niet meer. De vroegere veldwachter Vosjan, afkomstig uit Ommen, is in het ziekenhuis overleden. Vele jaren was hij hier als veldwachter werkzaam en tot voor enige dagen genoot hij een goede gezondheid, alleen zijn gezicht was niet zo goed meer. Zijn begrafenis vindt maandag plaats.”

grafzerk Vosjan

Johannes Fredrikus Vosjan was geboren op 24 december 1873 te Stad Ommen als zoon van Jan Vosjan en Jansje Kamphuis.

In 1903 was Vosjan benoemd tot gemeenteveldwachter en drie jaar later trouwde hij in Hardenberg met Elisabeth Woelders. De gemeentebode, marktmeester en later veldwachter overleed op 18 juni 1959 te Hardenberg. Hij en zijn vrouw liggen begraven op de begraafplaats aan de Bruchterweg in Hardenberg:
http://www.historischeprojecten.nl/…/blok_…/BW04O_12-13.html

veldwachter Vosjan
Op de foto zien we de veldwachter in het midden, zittend in een leuningstoel.
De foto is gemaakt op 21 maart 1927, de dag waarop hij gehuldigd werd bij zijn afscheid als marktmeester. De stoel was hem geschonken als blijk van waardering, naast een door 31 kooplieden ondertekende oorkonde. De groepsfoto is genomen voor café Zweers aan de Markt. Op de foto is ook de nieuwe marktmeester Wilmink te zien, net als wethouder Zweers en de raadsleden De Bruin en Grooters. Mijn vader Hendrik Jan Zweers staat als zestienjarige jongen met een sigaret tussen de lippen achter de derde man links. Van zijn vader, mijn opa Albert Zweers, is nog net de bovenkant van zijn gezicht te zien voor het linker bosje, twee rijen achter de zittende man met de hoed.

Vosjan was per 1 januari 1935 met pensioen gegaan, nadat hij in juni 1933 nog het 30-jarig jubileum als veldwachter had gevierd. Van de burgemeester had hij bij die gelegenheid een brevet met verguld zilveren kruis ontvangen.


Toen, op 26 april 1859: mevrouw Meijeringh-Fuhrmann overleden.

0426_Meijeringh_Fuhrmann


Op 26 april 1859 overleed Johanna Wilhelmina Christina Meijeringh-Fuhrmann te Dedemsvaart. In de Opregte Haarlemsche Courant werd drie dagen later deze advertentie geplaatst:
“Heden overleed, tot bittere droefheid van mij, mijne kinderen en behuwd-kinderen, mijne veelgeliefde echtgenoote J.W.C. Meijeringh, geboren Fuhrman, na een langdurig lijden, in den ouderdom van 58 jaren en 5 maanden. E.F. Meijeringh, Dedemsvaart, 26 april 1859”.

0426_Meijeringh_Fuhrmann2


In de collectie van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) in Den Haag worden een tweetal portretten bewaard die herinneren aan het echtpaar Meijeringh-Fuhrman. De foto’s dateren uit het midden van de negentiende eeuw en behoren daarmee tot de alleroudste uit onze regio.
We zien Johanna Wilhelmina Christina Fuhrmann en echtgenoot Ernst Friderich Meijeringh. Het stel was op 14 juni 1820 te Bad Bentheim in getrouwd. Hij was daar geboren op 13 maart 1795 en zij was op 31 oktober 1800 geboren in Heemse. Johanna was namelijk een dochter van koopman Johann Wilhelm Fuhrmann en van Johanna Elisabeth van Riemsdijk. Laatstgenoemde was weer een dochter van Jacobus van Riemsdijk en Clara Stolte.

Ernst ging als jongeman het leger in en werd Oberleutnant in dienst van de ‘Landwehr Bentheim’. Hij nam deel aan de ‘Slag bij Waterloo’. Ernst en Johanna Meijeringh hadden de eerste jaren van hun huwelijk in de graafschap Bentheim gewoond. In 1823 woonden ze onder de gemeente Hoogeveen, maar tussen 1830 en 1834 verhuisden ze naar de Dedemsvaart, alwaar Ernst als grootgrondbezitter en veenbaas een vooraanstaande plaats innam in de jonge veenkolonie.
De foto’s zijn gemaakt door een onbekende fotograaf en daarna zijn ze ‘opgewerkt’ (van kleur voorzien en aangezet). Ernst Meijeringh overleed op 20 augustus 1889 te Dedemsvaart.