Toen, op 27 november 1949: klepperman Evers overleden.


1127_klepperman
“Zondagavond is overleden, na een langdurige ziekte in de leeftijd van ruim 80 jaar, de heer H. Evers, beter bekend als Klaos Harm. Hij bekleedde in de jaren 1900 t/m 1926 de functie van gemeentelijk nachtwaker, hierna ging hij met pensioen.

Voordat Gramsbergen aan het elektrisch net aangesloten was, verzorgde hij de petroleum-straatverlichting. Hij luidde de klok bij begrafenissen, totdat deze door de Duitsers werd weggehaald. Velen zullen zich nog de traditionele oudejaarsavond-rondgang herinneren, waarbij Klaos Harm, gekleed in zijn winterjas en muts, met een ijzeren wandelstok gewapend en onder zijn linkerarm ‘de klep’ voorop liep. Met het overlijden van Klaos Harm is een bekende dorpsfiguur heengegaan”, aldus het Sallands Volksblad.
1127_klepperman2

Harm is geboren op 23 juli 1869 te Gramsbergen als zoon van linnenwever Herm Evers en Grietje van der Veen. Hij trouwde aldaar op 21 augustus 1891 met Grietje Knol. Het echtpaar kreeg 9 kinderen, waarvan drie op jonge leeftijd stierven. Behalve klepperman was hij linnenwever, klompenmaker, aanzegger en, zoals boven vermeld, stadsomroeper van Gramsbergen. Zijn achterkleinzoon Edwin Evers werd niet alleen plaatselijk maar zelfs landelijk bekend als dj bij radio 538.


Toen, op 19 augustus 1911: Berend Jan van Laar overleden.

Het Salland’s Volksblad schreef op 25 augustus 1911:
“Lutten. Zaterdag 19 augustus overleed ten huize van H. van Dijk Wz. de welbekende B.J. van Laar, in den gezegenden ouderdom van ruim 92 jaar. Tot op het laatste was hij wel bij kennis en kon hij goed zien, hooren en spreken. Als de grijsaard bij den haard zat en uit zijn jeugd en soldatenleven vertelde, trok zijn sterk geheugen veler aandacht. Zijn veel bewogen leven, rijk aan afwisseling getuigde van veel ervaringen, zoowel van voor- als tegenspoed.

Hij wist veel te vertellen, bijv. hoe Lutten er uitzag voordat nog de Dedemsvaart gegraven was van Sluis 7 tot Sluis 8 te Ane. Ook lag het nog versch in zijn geheugen dat de harde wegen Hardenberg-Dedemsvaart, Lutten-Gramsbergen en Lutten-Coevorden tot stand waren gekomen, waaraan hij zelf nog gewerkt had. Zijn dagelijksche bezigheid bestond in het verrichten van tuinarbeid. Hij was de oudste inwoner van Ambt Hardenberg. Groot waren de voorrechten dat hij op zijn ouden dag genoot, maar dit was wel het grootste: zijn leven was Christus, zijn sterven gewin.”
Berend Jan van Laar was op 15 juli 1820 geboren in de gemeente Zwollerkerspel en in 1849 getrouwd met Grietjen Looberts.

We zijn benieuwd of zijn nazaten (onder andere de aannemersfamilie Van Dijk in Lutten) nog een oude foto van de ‘grijsaard’ bewaren…


Toen, op 03 april 1842: Elisabeth Beltman overleden.

Op 3 april 1842 overleed Elisabeth Beltman in haar huisje aan ’t Oosteinde in Hardenberg. Elisabeth was geboren in Ane en behoorde kerkelijk tot de Stephanuskerk in Hardenberg. Ze was haar hele leven ongehuwd gebleven en stierf op 77-jarige leeftijd.

Ze was niet onbemiddeld kennelijk, want in de Hardenberger kerkenraadsvergadering van december 1844 werd gesproken over het legaat dat men van haar ontvangen had.

Elisabeth was rentenierster. Ze had bezittingen in Amsterdam en liet bij testament een bedrag van driehonderd gulden na aan de diaconie van Hardenberg. Dat bedrag zou de diaconie kunnen incasseren bij huisschilder Hendericus Creemer te Hardenberg die haar nog eenzelfde bedrag schuldig was. Creemer echter was het er niet mee eens en ging naar de rechtbank. De rechter oordeelde dat Creemer niets meer schuldig was. De diaconie kon daartegen in beroep, maar dat lieten de financiën niet toe, ook omdat het nog lang geen gewonnen zaak was. Daarop besloot de kerkenraad om Creemer bij de predikant te ontbieden om hem in aanwezigheid van twee ouderlingen ‘in gemoede te vragen of hij met een gerust geweten en onder eede verklaren konde de som bovengenoemd niet schuldig te zijn’. Vooraf hadden de diakenen beloofd dat zij hun vordering op Creemer zouden laten vallen, wanneer hij die verklaring had afgelegd, en zo geschiedde.


Toen, op 24 maart 1861: bijzondere overlijdensakte.

0324_overlijdensakte
Op 24 maart 1861 vond een bijzonder sterfgeval plaats in Lutten. Bij de ambtenaar van de burgerlijke stand werd het overlijden als volgt gemeld:

“Voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Ambt Hardenberg zijn verschenen Gerrit Jan Schollink en Lucas Welink, dewelken ons hebben aangegeven dat ten huize van Gerrit Jan Schollink is aangekomen een zieke, rondzwervende, vreemdeling, die volgens een bij hem gevonden kwitantie voor patentregt, afgegeven door de ontvanger te Hellendoorn, over het lopende dienstjaar, genaamd is Bernhard Edeler, oud naar gissing 60 jaren”.


Toen, op 18 mei 1574: Albertus Risaeus overleden.

Op 18 mei 1574 overleed Albertus Risaeus van Hardenberg.

Wat beweegt iemand om van kloosterling gereformeerd predikant te worden? Albert Risaeus Hardenberg deed het, in de eeuw van de botsing tussen Rome en Reformatie. Kerk en samenleving veranderden grondig door deze controverse.

Portret van Albertus Rizaeus Hardenberg (1510-1574).

Het kind dat op een voor ons onbekende datum in 1510 werd geboren als Albert, kreeg later als achternaam de plaats waar hij ter wereld kwam: Hardenberg, aan de Vecht. Maar zijn geboorteplaats is nog wat nauwkeuriger te bepalen: het was de buurtschap Rheeze; vandaar de Latijnse tussennaam Risaeus. Klinkt deftig, geeft status, zeker in de zestiende eeuw. Maar de jeugd van Albert zag er niet zo rooskleurig uit. Zijn ouders hadden het met hun boerenbedrijf op de niet altijd zo vruchtbare grond niet breed. En dat zou wel eens negatief kunnen uitpakken voor hun bijzonder pientere zoon. Familieberaad leverde de oplossing: als 7-jarige mocht Albert naar de stad Groningen om eerst bij de ‘broeders des gemenen levens’ naar school te gaan en daarna naar de Latijnse school van Groningen, de Sint-Maartensschool.

Toen Albert Hardenberg 17 jaar was, ging hij voor verdere studie naar het klooster van Aduard, zes kwartier lopen van Groningen. Het cisterciënzer klooster daar stond hoog aangeschreven als centrum van wetenschap in de sfeer van het christelijk humanisme. Albert Hardenberg zou later het leven van Wessel Gansfort beschrijven; het boek werd uitgegeven te Groningen in 1614.

In Aduard zwaaide abt Johannes Reekamp (een familielid van Albert) de scepter. Ook hij stond open voor geestelijke vernieuwing in christelijk-humanistische zin. Hardenberg verbleef als monnik in Aduard van 1527 tot 1530 en ook nog in 1540.

In de jaren dertig en veertig van de zestiende eeuw studeerde Albert Hardenberg op kosten van het Aduarder klooster aan de universiteit van het Zuid-Nederlandse Leuven. Eerst bekwaamde hij zich in de ‘artes liberales’, de zeven vrije kunsten, en daarna in de rooms-katholieke theologie. Leuven stond bekend als een stevig rooms bolwerk. Al op 7 november 1519 hadden de Leuvense theologen met hun collega’s van Keulen hun veroordeling uitgesproken over de leer van Luther. Diens boeken werden publiek verbrand; Leuven deed dit al voordat Rome iets in die zin had uitgevaardigd.

Mede onder invloed van Erasmus nam Hardenberg geleidelijk aan afstand van de scholastieke theologie. Verdacht van ketterse gevoelens, vertrok hij uit Leuven en begon hij aan een reis naar Italië. Hardenberg werd ziek en kwam niet verder dan Frankfurt am Main. Later gaf hij in Mainz colleges en promoveerde hij er tot doctor in de theologie (1539). Zijn band met Rome was zwak, maar die verbreken? Die beslissing schoof Hardenberg voor zich uit.

In Duitsland vond de eerste ontmoeting met de Poolse baron en humanistisch theoloog Johannes a Lasco plaats. Wat ze met elkaar hebben besproken, is niet precies bekend. Maar ze voelden elkaar goed aan. En wel zó dat er een warme vriendschapsband groeide. Johannes liet zich door Albert overhalen mee te gaan naar Leuven. Daar had Hardenberg intussen een groep evangelische dissidenten om zich heen verzameld, onder wie de Spaanse protestant Francisco de Enzinas. In herberg De Palmboom aan de Mechelsestraat discussieerde men stevig over kerkelijke vernieuwing. Op zeker ogenblik vertelde A Lasco aan Hardenberg dat hij wilde breken met Rome. En ook dat hij had besloten een huwelijk aan te gaan met Barbara, een jonge vrouw uit Leuven. Hardenberg mocht hun huwelijk inzegenen.
De stap van de Poolse baron tegenover de Rooms-Katholieke Kerk was even riskant als de huwelijksinzegening door de dissidente monnik Hardenberg. A Lasco’s huwelijk veroorzaakte tot in Polen ophef; het was het eerste huwelijk van een Poolse geestelijke. Het jonge echtpaar hield zich een tijdlang onvindbaar; op een passend moment vertrok het naar het noorden. Ze reisden naar Emden. Daar arriveerden ze in het najaar van 1540.
Hardenberg stak in 1540 zijn veranderende mening niet meer onder stoelen of banken. In de Sint-Michielskerk, de parochiekerk van zijn woonwijk in Leuven, preekte hij ‘de leer van Paulus’. Volgens sommige berichten werden duizenden mensen door de preken van Hardenberg geraakt. Maar de inquisitie arresteerde hem. Een ketterproces volgde, waarbij zijn vroegere docent Ruard Tapper de leiding had. Hardenberg wist dankzij de steun van enkele vrienden in Leuven zijn vrijheid te kopen, wat hem echter wel een deel van zijn bibliotheek kostte; dat werd zelfs verbrand. Zo ontliep hij de brandstapel.

Hardenberg vluchtte uit Leuven en hij zocht het Aduarder klooster weer op. Johannes Reekamp ontving hem gastvrij en liet hem ook vrij in het verkondigen van het evangelie. Hier doceerde monnik Albert de exegese van de psalmen, hier preekte hij voor het boerenvolk. Maar ook hier kwamen berichten binnen die hem verdacht maakten. Nog in 1540 besloot Hardenberg Aduard te verlaten. Zijn reisdoel werd Emden. Daar wachtte A Lasco hem op. In Emden legde Hardenberg zijn monnikspij definitief af en koos hij voor de kerk van de Reformatie. De twee vrienden konden zich nu in vrijheid ontplooien. Maar Hardenberg wilde zich eerst nog verder oriënteren. Hij reisde naar Wittenberg om van de reformatoren Philipp Melanchthon en Maarten Luther de gewenste bijscholing te ontvangen. In deze tijd gaf A Lasco zijn vriend de welgemeende raad ook te gaan trouwen. Na lang aarzelen besloot Hardenberg daartoe en hij koos als bruid de ex-non Truytje Syssinghe uit Groningen.

Mede door bemoeienis van Melanchthon en Martin Bucer werd Hardenberg vanaf 1545 als theologisch raadgever van de reformatorisch gezinde aartsbisschop Hermann von Wied betrokken bij diens pogingen het aartsbisdom en keurvorstendom Keulen te hervormen. A Lasco kwam ook over naar het Rijngebied en deelde drie maanden lang de slaap- en werkkamer met Hardenberg. Hun inzet heeft voor Von Wied niet het gewenste resultaat opgeleverd. Diens pogingen werden in het roomse Keulen niet aanvaard.

In 1547 werd Hardenberg in Bremen aangesteld als dompredikant. Opvallend, want de luthersen hadden maar weinig op met iemand die in zo nauw contact stond met de Zuid-Duitse en Zwitserse hervormers. Maar Hardenbergs beschermheer, graaf Christoph von Oldenburg, zette door. De luthersen wachtten hun tijd wel af. In 1561 kwam het zover dat de gereformeerde Hardenberg Bremen moest verlaten. Dit vanwege de permanente spanningen met de lutherse theologen.

Na veel kerkenwerk in Noord-Duitsland te hebben verricht, kwam Hardenberg in 1566 naar Nederland, waar hij als hagenprediker optrad in Elburg, Harderwijk en Amsterdam. De intocht van Alva noodzaakte hem te vluchten en zo werd Hardenberg in 1567 predikant in het vrije Emden. Toen in 1571 de nationale synode van de gereformeerde kerken in Nederland te Emden werd gehouden, was Hardenberg een betrokken toeschouwer.

Op 18 mei 1574 overleed Albert Risaeus Hardenberg, kinderloos. Zijn boekenschat werd door weduwe Truytje aan de Grote Kerk van Emden geschonken; het werd de basis voor de huidige Johannes a Lascobibliotheek.

(bron: Reformatorisch Dagblad, dr. H. Veldman, 2010).