Toen, op 02 mei 1945: Geert Migchels overleden.

Deze foto is gemaakt in het midden van de jaren ’30 van de vorige eeuw. We zien de werkplaats van Geert Migchels op de Belte, aan de huidige Geert Migchelsweg 1. Voor de zaak staat een 6 cylinder Studebaker.

Op 2 mei 1945, drie dagen voor de bevrijding, overleed Geert Migchels, een verzetsman uit Slagharen, op 40-jarige leeftijd.

Geert Migchels werd op 24 april 1905 in Nieuw-Amsterdam geboren als vijfde kind van koopman Willem Migchels en Jacoba Munneke. Na zijn jeugd te hebben doorgebracht in Nieuw-Amsterdam kwam hij op 31 augustus 1925 in Slagharen en werkte daar bij rijwielhersteller firma Mastenbroek. Daar was hij tot in het begin van de jaren dertig in dienst. Hij was er manusje van alles en knapte alle voorkomende werkzaamheden op. Toch was hij niet helemaal tevreden met zijn bestaan, want in zijn achterhoofd leefde het verlangen om een eigen zaak te beginnen. Als er klanten kwamen in de werkplaats, dan sprak hij er met hen wel eens over.

Omdat de winkel van Mastenbroek in het dorp lag, moesten de mensen uit Schuinesloot en de Belte naar het dorp komen voor hun reparatie of inkopen. Daarom drongen zij er bij Migchels op aan zijn verlangen in concrete plannen om te zetten en een
eigen zaak bij hen in de buurt op te zetten. Dat was niet tegen dovemansoren gezegd. De plannen kregen steeds meer gestalte. Dus werd er uitgekeken naar een goede locatie om een eigen zaak te beginnen. Na veel wikken en wegen leek hem de kruising van de Hoogeveenseweg en wat tegenwoordig de Geert Migchelsweg heet, een goede plek. Tegenover café
Kleinheerenbrink zou een woning en een werkplaats gebouwd kunnen worden, die hij onder bepaalde voorwaarden zou kunnen huren.

De woning werd gebouwd en in 1934 betrok Geert het nieuwe pand. Het duurde niet lang of de zaak groeide uit tot een bloeiende onderneming. Op 8 november 1934 trad hij in het huwelijk met Annie Wolf uit Schuinesloot. Het pand op de hoek, dat dienst deed als logement, werd gekocht. Het waren niet alleen fietsen, waar hij zich mee bezighield, ook motoren hadden zijn belangstelling. Er waren er twee die hij in onderhoud had. De ene was van Willem Seinen, de oprichter van Seinen’s Grafische Bedrijven. De andere was van de godsdienstleraar Wanders. Later hield hij zich ook bezig met het repareren van auto’s en radio’s.

Tijdens de Duitse bezetting was hij niet bang om zich in te zetten voor het verzet. Hij zorgde voor bonkaarten en stond regelmatig in contact met Frits de Zwerver en Johannes Post, die wel bij hem gelogeerd hebben. Op 7 augustus 1944 vond in Slagharen een overval plaats op een Duitse soldaat van wie het pistool werd afgepakt. Dit was een reden voor de Duitsers om een twintigtal mensen op te pakken en naar het kamp Ten Arlo te brengen
voor nader verhoor. Later werd een aantal, waaronder ook Geert
Migchels, op transport gesteld naar kamp Amersfoort. Daar werd
hij op of omstreeks 17 augustus 1944 ingesloten. De gevangenis-kleding was gemerkt met een rode bal, het teken voor politieke delinquent. Op 1 september 1944 werd hij naar Duitsland overgebracht. Het Arbeitsamt Böhlen stelde hem te werk bij de Saksische Werke aldaar. Tijdens zijn verblijf in Böhlen heeft hij meermalen brieven naar huis gestuurd om het thuisfront te laten weten hoe het met hem ging.
Geert werd later op transport gesteld naar kamp Buchenwald. Hij werd daar op 29 maart 1945 ingesloten en op 2 mei 1945 als gevolg van ontberingen overleden.

In de Staatscourant van 31 december 1953 werd zijn overlijden gemeld. Dit bericht van zijn overlijden is pas 18 maart 1993 officieel bekend geworden door het Rode Kruis. Zijn weduwe A. Migchels-Wolf heeft dus bijna vijftig jaar in onzekerheid verkeerd…


Toen, op 16 januari 1860: dominee Bosch overleden.

Op 16 januari 1860 overleed Lubbartus Bosch te Hardenberg en vijf dagen later vond de begrafenis plaats van de man die decennia lang predikant te Hardenberg was.

Lubbartus was geboren in Emlichheim, op 2 maart 1793, als zoon van een koopman. Op 15 december 1816 had Bosch, die voorheen dominee te Brandlecht was, zijn intrede gedaan in de oude kerk in Hardenberg. In 1820 was hij te Stad Hardenberg getrouwd met Jacoba Hoenderken en na haar overlijden hertrouwde hij in 1831 met Johanna Frederika Hamilton of Silvertonhill.

In het bewaard gebleven notulenboek van de kerkenraad werd geschreven:
“Op 16 januari 1860 werd onze hooggeachte en veel geliefde herder en leraar Lubbertus Bosch, na eene langdurige sukkeling door den dood aan zijnen gemeente en betrekkingen ontrukt. Meer dan 42 jaren had hij in Hardenberg het evangelie der zaligheid verkondigd en steeds met jeugdigen ijver zijne heilige bediening waargenomen. Den 21sten dier maand is zijn stoffelijk overschot naar den doodenakker gedragen door de vrienden en broeders, den kerkeraad der gemeente, die met alle de leden derzelve zijn gemis betreuren. Door de consulent werd bij de plegtige ter aardebestelling eene waardige hulde aan ’s mans nagedachtenis toegebragt en op den volgende dag, den dag des heeren bepaalde hij de gemeente bij de woorden: Samuel: 25: 1a en Samuel stierf en gansch Israel vergaderde zich en zij bedreven rouwe over hem. Hardenbergh, 28 januari 1860, J.J. Ehl Weurdinge (consulent en predikant te Gramsbergen), Hendrikus Meijerink en J. Hazelaar.”

Het Nieuw Amsterdamsch handels- en effectenblad schreef op 24 januari 1860:
“Hardenberg, 21 jan. Hedenochtend werd het stoffelijk overschot van wijlen den geachten herder en leeraar ds. L. Bosch, gedragen door ouderlingen en diakenen, achtervolgd door eene massa menschen, die wij wel op 1000 mogen begrooten, grafwaarts gevoerd. Op den dooden-akker gekomen, wijdde ds. Ehl Weurdinge van Gramsbergen eenige ernstige, stichtelijke en krachtige woorden aan de nagedachtenis van den dierbaren overledene. Vooral wees hij op de 42-jarige loopbaan, waarin hij dezer gemeente niet alleen een herder, maar ook een ware vriend, leidsman en raadgever was geweest, waarna hij wenschte dat zijne kinderen des dierbaren vaders voetspoor in het algemeen mogten volgen, en hij, die zich voorbereidt in den wijngaard des Heeren werkzaam te zijn, evenals zijn onsterfelijke vader, tot nut en heil van het Christendom mogte werkzaam zijn. Deze woorden hebben op de talrijke aanwezigen, zoowel protestanten als Israelieten (Roomschen zijn hier niet) een diepen indruk gemaakt, ja menig traan is er gestort, en geen wonder, indien men in aanmerking neemt dat de man zoodanig aan zijne gemeente was gehecht dat hij hun niet alleen eene reeks van ruim 42 jaren het evangelie heeft verkondigd, maar dat hij, niettegenstaande de vele rampen en sterfgevallen, die hij in zijne familie heeft moeten ondervinden, te allen tijde, ieder zonder onderscheid van godsdienst, met raad en daad bijstond. Voor de zieken was hij behulpzaam, voor de stervenden een vertrooster, voor de armen een milddadige, kortom herder en mensch in den striktsten zin des woords. Dat hij dan tot zaliger gewesten moge zijn overgegaan, om aldaar van zijne moeijelijke loopbaan uit te rusten, is de wensch van allen die hem gekend hebben.”

Het graf van dominee Bosch werd bedekt met een liggende zerk, gemaakt uit blauw arduinsteen, omdat het plaatsen van een gedenkteken, gezien de ligging van het kerkhof, minder geschikt was.
http://www.historischeprojecten.nl/kerkhof/zerken/zerk_a_b/bosch_lubbertus.htm


Toen, op 26 december 1935: in memoriam godsdienstonderwijzer Fredriks.

De Vechtstreek van 28 december 1935 plaatste deze ‘in memoriam’:
“J. Fredriks (13 september 1856 – 26 december 1935). ‘Hij reisde zijnen weg met blijdschap’. De heer Fredriks is van ons heengegaan. Onvoorbereid stonden zijn familie en zijn vrienden niet. Want het verloop zijner ziekte wees steeds meer op een spoedig naderend einde.

‘Mijnheer Fredriks’ en ‘ziek zijn’: die combinatie kende men niet! Slechts één keer, in den grieptijd, had hij in ‘zijn’ gemeente te Kloosterhaar niet kunnen optreden. Maar overigens: men beschouwde het – welk een wederzijds onschatbaar voorrecht! – als vanzelfsprekend, dat de heer Fredriks kwam, als hij verwacht mocht worden. En als hij, door sneeuwbuien of mislopen eens te laat kwam, bleef de gemeente rustig wachten, zeggende: ‘Hij komt wel, hij is nooit weg gebleven!’ Hij was zijn 80e levensjaar ingetreden en hij deed zijn werk als een jongere! In ’t laatst van 1935 kwam de inzinking. De sterke man werd op het ziekbed geworpen. Hoe groot was de belangstelling! Zijn gemeentenaren kwamen in grote getalen informeren naar zijn toestand; toen toelating in huiskamer of aan ’t ziekbed niet meer toegestaan kon worden, stonden ze, op marktdagen bij drommen voor zijn huis! Men had hem, die bijna 48 jaar zijn buitengewone activiteit ten toon had gespreid, zo gaarne nog enige jaren van welverdiende rust gegund. Nog een paar jaar zo werd gezegd – dan kan mijnheer Fredriks zijn 50-jarig jubileum vieren en dan zal hij zijn functie wel neerleggen. Wij weten, dat zijn eigen wens in die richting ging. Het heeft niet zo mogen zijn. De ogen van den trouwen dienaar zijn eerder voor goed geloken. De droefheid om het heengaan van den ouden leider is groot en ongeveinsd.

In gedachten gaan we terug naar de dagen der doleantie, den tijd van geweldige beroering. Den 16 februari 1888 ontving ds. van Noppen, predikant te Zwartsluis, een brief van ds. Janzen te Heemse, met het verzoek namens het Classikaal Bestuur te Zwolle, of de heer Fredriks, godsdienstonderwijzer te Zwartsluis, in Hardenberg wilde arbeiden. Den 19 februari hield de heer Fredriks hier zijn eerste predikatie, den 18 april werd hij als godsdienstonderwijzer bevestigd door ds. Janzen; midden augustus huwde hij. Moeilijke dagen maakte hij door: verguizing was zijn deel, tegenwerking en verdachtmaking had hij te trotseren. Een drukke tijd was het voor hem: bijbellezingen werden gehouden in Bergentheim, Radewijk, Baalder, Brucht en Ebbenbroek; zo menig ziek- en sterfbed vroeg de tegenwoordigheid van den nieuwen godsdienstonderwijzer, tal van begrafenissen had hij te leiden. Hij ondervond aan den lijve, hoe groot de afstanden, hoe slecht de wegen waren; fietsen waren er nog niet; gelijk de apostelen ging hij te voet. Maar… de heer Fredriks reisde zijnen weg met blijdschap en zó is hij verder gereisd. Gelukkig kwam den 25 november ds. Harthoorn hier, tot wien hij in de meest vriendschappelijke verhouding kwam te staan. Bijna een halve eeuw heeft hij hier gewerkt. Vooral in Kloosterhaar lag zijn werkterrein, maar ook in andere delen der gemeente vervulde hij zijn werk bij catechisaties, ziekenbezoek, begrafenissen. Een moeilijk werk, maar, in samenwerking met ds. Harthoorn, ds. Westhof en ds. Hoek, in innige vriendschap en eenheid des geests verricht met weergaloze trouw en toewijding.

De heer Fredriks was prediker van het evangelie en evangelie betekent: blijde boodschap. Wie kon beter dan hij, die steeds in blijdschap zijn weg vervolgde, die boodschap brengen? Tegenover de roeping, die hij openbaarde in de vervulling van zijn ambt, stond ieder met onbegrensd respect. Hij had den vrede en nog meer den mens lief; hij sprak het zachte woord, waartegenover de drift, de toorn, het humeur zich machteloos gevoelden. Wonden door boze stemming of scherp woord, deed hij nooit. We kunnen ons niet voorstellen dat hij ook maar één vijand kon hebben. Het leed zijner gemeenteleden voelde hij als eigen leed, in hun vreugde verblijdde hij zich onzelfzuchtig en van ganser harte. Op catechisaties en in de verenigingen der rijpere jeugd bleken zijn buitengewone gaven als leider en opvoeder; hij wist zijn leerlingen te boeien, was hun vriend; de jongeren zagen met kinderlijke eerbied, de ouderen met respect en hoogachting tegen hem op. Elke zondag – uitgezonderd als de Heilige Doop en het Heilig Avondmaal bediend werden – trad hij te Kloosterhaar op; hij trok daar door zijn predicaties, die zich kenmerkten door eenvoud en bevattelijkheid, steeds volle kerken met een onder diepe stilte luisterende, aandachtige schare. Hoe innig de band was tussen den voorganger en de gemeenteleden kwam bijv. uit bij de herdenking van de 5- en de 40-jarige ambtsbediening van den heer Fredriks en bij die van het 40-jarig bestaan van het kerkgebouw. De huldiging was indrukwekkend welsprekend!

Talrijk waren de functies die de heer Fredriks nog vervulde naast zijn hoofdwerk. Voor zover ons de gegevens ten dienste staan, kunnen wij vermelden dat hij was: voorzitter van de afd. ‘Timotheus’ (vereniging van godsdienstonderwijzers), bibliothecaris van de afd. Hardenberg van het Nederlands Bijbelgenootschap, voorzitter van de Commissie tot Wering van Schoolverzuim, voorzitter van de woningbouwvereniging ‘Concordia’, secretaris-penningmeester van de zendingsvereniging ’t Mosterdzaadje. Vice-voorzitter van de ring Heemse van het Nederlands Jongelingsverbond, secretaris-penningmeester van de Nationale Geheelonthoudersvereniging Hardenberg-Heemse, voorzitter van de jongelingsvereniging ‘Nehemia’, loco-voorzitter van de vereniging tot stichting van een zelfstandige Hervormde gemeente te Kloosterhaar. Bestuurslid van de vereniging ‘Het Groene Kruis’, permanent feestleider op de jaarfeesten der Jongelings- en Meisjesverenigingen.

Verwondering behoeft het niet te baren, dat de arbeid van dezen noesten, nobelen werker ook van hogerhand waardering vond, blijkende uit de toekenning van de gouden medaille, verbonden aan de Oranje-Nassau orde. Algemeen was de instemming met deze zo zeer verdiende onderscheiding, den waardigen man ten deel gevallen. Hoe zeer hij in zijn gemeente gewaardeerd werd, is treffend uitgekomen bij de grootse huldiging, hem bij zijn 40-jarig jubileum ten deel gevallen!”

Meer info op onze website:
www.historischeprojecten/kerkhof/zerken/zerk_e_f/fredriksblomberg.htm


Toen, op 06 december 1912: burgemeester De Chalmot overleden.

Op 6 december 1912 overleed Willem Hendrik de Chalmot, die gedurende 12 jaren burgemeester was van de gemeente Ambt Hardenberg. Volgens de krant genoot hij ‘de achting der ingezetenen en velen delen in de droefheid zijner weduwe en kinderen.’

Willem Hendrik de Chalmot werd geboren op 13 januari 1857 te Hellendoorn, als zoon van rijksontvanger David Jacobus Alexander de Chalmot en Aleida Hendrika Flim. Hij was gehuwd met Antoinetta Johanna Smit. De Chalmot was van 17 mei 1893 tot 1 december 1900 burgemeester van de gemeente Kuinre en Blankenham (thans gemeente Steenwijkerland).

De Chalmot werd op 1 december 1900 burgemeester van Ambt Hardenberg. Hij overleed op bijna 56-jarige leeftijd, op 6 december 1912 op Huize Nijenstede in Heemse. Na het overlijden van burgemeester De Chalmot heeft de gemeente Ambt Hardenberg steeds een afzonderlijke burgemeester en gemeentesecretaris gehad. Zijn weduwe, Antoinetta Johanna de Chalmot-Smit, overleed op 4 januari 1938 te Baarn.

Na zijn begrafenis, op het kerkhof aan de Scholtensdijk in Heemse alwaar zijn grafsteen nog bewaard gebleven is, schreef het Salland’s Volksblad:
“Heemse. Dinsdagmiddag om 1 uur werd het stoffelijk overschot van W.H. de Chalmot, in leven burgemeester der gemeente Ambt Hardenberg, ten grave gebracht. Een talrijke schare volgde den lijkstoet, o.a. de raadsleden der gemeente, hoofden van scholen, burgemeesters van naburige plaatsen en anderen. Bij het graf werd gesproken door den heer Weitkamp, wethouder. Hij sprak ongeveer het volgende: Dat burgemeester de Chalmot geen man van hoogen leeftijd zou worden, vermoedde een ieder die eenigszins van nabij met hem bekend was, doch dat we reeds heden aan zijn groeve zouden staan, neen, dat hadden we niet verwacht. Verder schetste hij den overledene als iemand van getrouwe plichtsbetrachting. Hij was een man met een edel karakter, gaarne vergevingsgezind. Allen die met hem dagelijks in aanraking kwamen, kunnen het getuigen, dat de overledene voor zijn ondergeschikten zeer goed was, bijna te goed soms.”


Toen, op 07 augustus 1964: Willem Snel overleden.

Op 7 augustus 1964 overleed Willem Snel, op 57-jarige leeftijd. Het Noord-Oosten schreef:
“Als een schok ging het door Hardenberg: de heer Snel is overleden! Op het kantoor van Waterschap De Bovenvecht was de heer Snel onwel geworden, waarna de levensdraad schielijk werd afgesneden.

De heer Willem Snel was geboren te Gramsbergen als zoon van de post-directeur. Na de hbs te hebben bezocht kwam hij op het kantoor van Uitgeverij De Bruin, waar hij o.a. verslagen voor De Vechtstreek schreef. Daarna werd hij redacteur van een groter blad te Meppel. Vervolgens kwam hij terug om een boekhandel te openen in een gedeelte van het pand ‘De Bruin’, dat hij later ruilde met de naastgelegen woning van de familie G. Bruins, waar een flinke boekhandel kon worden ingericht. Het oude pand van de Bruin op de hoek werd toen vervangen door een nieuw gebouw van de Boerenleenbank, die eerst in het pand Bruins een onderkomen had.”

Een ander blad schreef:
“Geheel onverwachts is wethouder Snel heengegaan. Met moeite was hij nog thuisgekomen. Doktershulp mocht toen niet meer baten. Met de heer Snel is een opmerkelijk figuur heengegaan die van ontzaglijk grote betekenis is geweest voor de ontwikkeling van Hardenberg. Op eenvoudige wijze was hij in Hardenberg begonnen, verbonden aan het weekblad De Vechtstreek, om later in Meppel zijn journalistieke opleiding verder voort te zetten. Hij keerde in Hardenberg terug en bleef de journalistiek trouw tot het bedrijfsleven hem steeds meer opeiste. Zijn boekhandel aan de Voorstraat nam in omvang toe en gaandeweg ontwikkelde zijn bedrijf zich zodanig dat hij tot splitsing over ging. Hij had toen reeds meerdere waterschapsfuncties aanvaard en in zijn tegenwoordige pand in de richting van de Marsch werd niet alleen het administratieve werk verricht, maar kwam ook de afdeling snel-druk tot bloei, die ruim zes jaar geleden door de uitgever van dit blad werd overgenomen. Als secretaris van de Handelsvereniging had Snel in de loop der jaren reeds tal van activiteiten tot grote successen gebracht. Op gebied van tentoonstellingen en organisatie van grote gebeurtenissen toonde hij zich de grote man van stad Hardenberg, die met voorzichtig beleid telkens opnieuw weer ieder plan tot een succes wist uit te werken. Nog herinneren we ons de herdenking van 600 jaar Hardenberg, waarbij de heer Snel ook de motorische kracht was…”

Het nieuwe gemaal aan de Koningsbrug, nabij de Hardenbergerweg, werd later naar hem vernoemd.