Toen, op 24 februari 1944: bommenwerper crasht in Baalder.

Het Salland’s Volksblad van 26 februari 1954 doet verslag van de gebeurtenissen op 24 februari 1944 in Baalder:
“Tien jaar geleden… Woensdag 24 februari jl., des middags omstreeks 12 uur, was het tien jaar geleden dat een brandende bommenwerper in de buurtschap Baalder uit de lucht viel. Bij de heer A.J. Reinders hadden zich de bewoners van het huis in de kelder verscholen. Zij kwamen ongedeerd te voorschijn, nadat een bom op hun huis was gevallen, dat verpletterd werd. Bij de weduwe J.H. Altena viel een bom, die niet ontplofte in de paardenstal. De brandende bommenwerper zelf viel slechts enkele meters van hun woning neer. Zes piloten vonden hierbij de dood.”

Op het staartstuk van de grotendeels verbrande B24-bommenwerper stond: F 27567 +E. Door het exploderen van bommen werd de boerderij van Albert Jan Reinders en echtgenote Jennigje Hakkers grotendeels verwoest. Algehele nieuwbouw bleek noodzakelijk. Langs de Gramsbergerweg werd veel glasschade veroorzaakt. Persoonlijke ongevallen deden zich niet voor. Omdat meerdere niet-geëxplodeerde bommen ter plaatse lagen, werden enkele woningen uit voorzorg ontruimd.

Het aan brokken verspreid liggende vliegtuig werd door personeel van de Duitse Wehrmacht bewaakt. Vijf bemanningsleden kwamen bij de crash om het leven. Drie mannen waren onherkenbaar verminkt, c.q. verkoold. De Amerikaanse vliegers werden eerst begraven op het kerkhof Nijenstede in Hardenberg, maar in oktober 1945 overgebracht naar de begraafplaats voor Amerikaanse oorlogsslachtoffers te Margraten.

De slachtoffers waren:
Robert A. Blomberg, 2nd lieutenant, commandant
John J. Sheppard, sergeant, gunner
Edward T. Cooper, sergeant, gunner
Richard E. McCormick, sergeant, engineer
John Gunning, sergeant, squadron-armament-chief


Toen, op 22 december 1943: Duitse vliegtuigen neergestort.

Groepscommandant Pieter Blok van de Hardenbergse marechausseebrigade liet op 22 december 1943 onderstaand briefje typen, gericht aan de afdelingscommandant. Hij liet weten dat er diezelfde dag rond 15.00 uur twee Duitse jachtvliegtuigen waren neergestort. Het ene kwam terecht in de buurtschap Heemse en het andere in de buurtschap Brucht. Beide toestellen waren totaal vernield en de piloten verongelukt. De gecrashte toestellen werden bewaakt door leden van de luchtbeschermingsdienst te Hardenberg. De lijken van de piloten zijn twee dagen later door de Duitse Wehrmacht geborgen en naar Enschede vervoerd. Ook de vernielde toestellen werden door de Wehrmacht opgeruimd.

De omgekomen Duitse piloten waren de 23-jarige Günter Broda (Heemse) en de 31-jarige Karl Trapp (Brucht). Beiden werden aanvankelijk begraven in Enschede, maar later overgebracht naar de Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn. De verongelukte toestellen waren Messerschmitts.


Toen, op 11 september 1940: Engelse bommenwerper neergestort.

Op 11 september 1940 typte opperwachtmeester-brigadecommandant J.T. den Besten van de divisie Marechaussee te Hardenberg deze brief, gericht aan de districtscommandant in Zwolle, waarin hij hem meedeelde dat er ’s nachts rond kwart over 3, nabij het douanekantoor te Venebrugge, een Engelse bommenwerper was neergestort. De vijf inzittenden waren met parachutes uit het vliegtuig gesprongen. Drie ervan waren op Duits grondgebied aangehouden. De twee anderen waren nog dezelfde middag aangehouden door de gemeentepolitie van Ambt Hardenberg (!) De brief is bewaard gebleven in het archief van de marechaussee Hardenberg.


Toen, op 21 juni 1956: het luchtsproeibedrijf.

sproeivliegtuig

De Vechtstreek van 21 juni 1956 meldde:
“Hardenberg heeft een luchtsproeibedrijf en wanneer de Hardenbergers hun vriendelijke lichtgetinte vogel door het luchtruim zien zweven, dan zeggen ze tegen elkaar: ‘Onze vliegmachine’ en in gedachten volgen ze de eerste luitenant der vliegers, de heer Van der Meulen, als een der hunnen op z’n tocht in het ruime element, dat hij het zijne mag noemen.

Hoe het groeide.
We hebben het genoegen deze zaak eens te bespreken met de heer Buitenhuis te Hardenberg, die ons vertelde hoe de ontwikkelingsgang van het bedrijf is verlopen.

Vliegvelden.
Overal in dit gebied organiseert het sproeibedrijf haar vliegveldjes: aan de Van Royenswijk bij de boerderij van de heer Van der Pijl, bij Wieferink te Stobbenhaar, Maat in de Driehoek onder Ommen, de Krim, Nieuweroord, Witteveen enz.”

Toch waren de ‘vliegmachines’ van Buitenhuis niet de eerste die de wielen aan de grond zetten op Hardenberger grondgebied. Al op 17 juni 1921 maakte het Sallands Volksblad wereldkundig dat het allereerste vliegtuig bij Hardenberg was geland:
“Hardenberg. Zondagmorgen is hier op den Marsch een vliegmachine gedaald. Juist toen de menschen zich ter kerk zouden begeven, streek de vlieger neer. Velen haastten zich om de machine van nabij gade te slaan en een enkele heeft misschien bij dit ongewone schouwspel zijn gang naar de kerk vergeten. Het was den geheelen dag om en bij de machine een drukte van belang. Van zeer ver kwamen de menschen om het ongewone te zien. De zondag ging voobij en van opstijgen was nog geen sprake. Een wondere zondag was dat echter voor Hardenberg. Maandag zou ’t dan eindelijk wezen. Weer veel publiek. Dan eens in huis (vanwege de koude) en dan weer buiten, om toch maar het opstijgen te kunnen zien. O, die martelende onzekerheid! Wist men nu maar wanneer het zou gebeuren, dan kon men zich daar naar regelen. Verschillende uren werden genoemd, vier uur, vijf uur, tusschen 4 en 5 enz. enz. ’t Werd half acht toen hier het nooit geziene, geschiedde. Och arme, die toen juist in huis was! Maar ’t waren er niet velen! Zoo heeft dan ook Hardenberg zijn eerste vliegdemonstratie gehad.”