Dit artikeltje verscheen in ‘De Standaard’ van 4 april 1947:
“Men vraagt ons: als ge dan klaagt over partijdige en onbillijke burgemeestersbenoemingen, noem dan eens feiten. We kennen er vele. Misschien geven we later een opsomming. Nu één voorbeeld. Voor den oorlog waren er in Overijsel twee burgerlijke gemeenten Hardenberg: Stad-Hardenberg en Ambt-Hardenberg. Beide hadden ze, overeenkomstig de partij-situatie inde gemeenteraden een A.R.-burgemeester. De burgemeester van Ambt-Hardenberg, de heer Oprel, werd in aug. ’4O door de Duitschers verwijderd. De burgemeester van Stad Hardenberg stierf in den loop van den bezettingstijd. Als opvolger van den burgemeester van het Ambt werd benoemd de heer Van Oorschot, toen „partijloos”; de gemeenten „Stad” en „Ambt” werden vereenigd.
Van den heer Van Oorschot valt geen kwaad te zeggen.
Alleen: bijzonder bemind maakte hij zich zeker niet. moest tegen het eind van de bezetting onderduiken voor de „moffen”. Dat was tenminste een goede noot.
De heer Oprel begaf zich nog tijdens de gevechten in April ’45 met levensgevaar terug naar zijn gemeente. Evenwel werd niet hij, maar de heer Van Oorschot belast (voorloopig) met ’t burgemeestersschap. Pogingen, den heer Oprel zijn recht te doen erlangen mislukten; hoezeer men zich inspande van A.R.- zijde geen resultaat werd verkregen. Nu is de heer Van Oorschot definitief benoemd tot burgemeester. Deze is nu openlijk lid van de Partij van de Vrijheid.
En hoe is nu de raad der (vereenigde) gemeente Hardenberg samengesteld ? Wel aldus: A.R. 6, C.H. 4, R.K. 2, P.v.d.A. 4, Partij v.d. Vrijheid 1. Deze uitgesproken „A.R.-C.H.-gemeente”, met 50 % sterkte méér voor de A.R., krijgt een P.v.d.V.-burgemeester, voor wiens partij het in den raad staat met een verhouding van 1 op 11. Hier geschiedt aan de A.R.-partij onrecht.
(En dat nog afgedacht van het grievende, dat de heer Oprel moest ervaren). Moeten wij zulke dingen zonder protest maar slikken?”
Geef een reactie