Op 10 juli 1802 verscheen Clara Feyoena, de douairière van Raesfelt geboren van Sytzama, voor de schout van het kerspel Hardenberg, Heemse en Gramsbergen. Zij deed er aangifte van de aankoop van een perceel grond waarvoor zij de 50ste penning diende af te dragen. De akte is bewaard gebleven in het rechterlijk archief van het Schoutambt Hardenberg, toegang 55.2.1, inv.nr. 72/73, Historisch Centrum Overijssel:
‘Ik ondergetekende geve aan in de 50ste penning dat ik van ds. Ter Poorten te Brucht heb gekocht de Wilgenmaat, zijnde anderhalf dagwerk hooijland in de Reezer Hooijmaaten, herkomstig van ’t erve Weelink te Reeze, ende zulks voor de somme van f. 303-18 C.F. Douairière van Raesfelt, geb. van Sytzama.’
Clara Feyoena had dus anderhalve dagwerk [een oude oppervlaktemaat] hooiland gekocht van de Hardenberger dominee Jan Jelle ter Poorten die woonachtig was te Brucht. Het perceel grond lag in de Rheezer hooimaten en had vanouds behoord tot het oude erve Welink in Rheeze.
Bij publicatie van Ridderschap en Steden van 27 maart 1722 was aan de schouten en richters het houden van deze registers op de 50ste penning voorgeschreven. Ze vormen een prachtige bron voor historici bij het terug zoeken van eigendomsveranderingen, voorafgaand aan de invoering van het kadaster in 1832.
De 50ste penning moest betaald worden van alle onroerende zaken die van eigenaar veranderden, behalve bij vererving in de rechte lijn. De heffing was op 1 aug 1635 in werking getreden. De heffing had in de steden waarschijnlijk plaats door speciaal aangestelde collecteurs, op het platteland door de schouten en richters.
Geef een reactie