
Het Salland’s Volksblad van 10 november 1922 meldde:
“Zooals bekend mag worden geacht te zijn, zullen vanwege Staatsbosbeheer in deze gemeente uitgestrekte heidevelden in boschcultuur worden gebracht. Het gemeentebestuur van Ambt Hardenberg is er thans in geslaagd ongeveer 1000 hectare heidegronden van de verschillende landbouwers aan te koopen tegen een prijs van f. 100 per ha.

Naar wij vernemen zal reeds aanstaande dinsdag een der heeren van Staatsboschbeheer zich te Heemse vestigen en aldaar een kantoor oprichten, van waaruit de verdere werkzaamheden, zooals het maken van teekeningen, het uitmeten van de terreinen en het geven van adviezen zullen geschieden. Voor zoover de gemeente Ambt Hardenberg daaraan iets kon doen is het groote plan gereed. Het is te hopen dat nu ook Staatsboschbeheer met kracht aanpakt, opdat eenerzijds de te verwachten werkloozen in den aanstaanden winter ruimschoots werk hebben en anderzijds de landbouwers, die hun gronden hebben verkocht, spoedig hunne heidevelden in klinkenden munt kunnen omzetten.”

In de daarop volgende jaren werd het uitgestrekte gebied onder handen genomen en zelfs nog verder uitgebreid. Wethouder Oostenbrink was de man die in naam van de gemeente Ambt Hardenberg veel boeren wist over te halen om hun gronden te verkopen. Een aantal boeren wenste echter niet mee te werken aan het plan en wilde de gronden niet van de hand doen. Daartoe werd zelfs een onteigeningsprocedure doorlopen.

In een interview in 1955 met Hendrik Meijer – een van de eersten die bij de aanleg van de Staatsbossen aan het werk werden gezet – zei deze: “Het is zwaar werk geweest, dat aanleggen van de Staatsbossen. Daar betaalden ze een rijksdaalder per are voor het spitten. Dan moest je vijftig centimeter vaste grond verzetten, zodat er 60 centimeter los op het vaste kwam te zitten. Daarvoor kreeg je een rijksdaalder per are. Zwaar werk was dat. ‘Je hebt dus heel die opkomst van de bossen meegemaakt?’ ‘Ja, ’t was toen allemaal heide. Van hieruit kon je Diffelen en zelfs MariĆ«nberg zien liggen. Er was nog heel wat veengrond bij. De mensen hebben in veel gevallen die grond verkocht met het recht om er nog 25 jaar lang turf te steken. Maar 25 jaar zijn gauw voorbij…”

Een andere werknemer die jarenlang voor Staatsbosbeheer werkte, was Lucas Hofsink uit Heemse. Hij moest ontginnen en aanplanten. Hij vertelde: “Daar stond geen struik! Een grote kale heidevlakte was het en van de oude Hessenweg, die ze nu rijksweg 34 noemen, kon je ’n Oelenkaamp zien liggen. Maar toen ze eenmaal met die staatsbossen waren begonnen, toen ging het allemaal snel. Het was in de crisisjaren. Soms werkten meer dan 600 werklozen tegelijk aan die uitgestrekte velden, die allemaal ontgonnen moesten worden. En op die ontginning volgde de aanplanting. Het loofhout, zoals douglas en larix, vroeg een voorbouw: lupinen of iets dergelijks, maar de grove den kon meteen aangeplant worden en kom nu, na nog geen veertig jaren, eens kijken wat er allemaal gegroeid is…” De lonen waren wel niet zo hoog, maar hij was er toch tevreden mee. In die moeilijke tijd lag het toch een paar gulden per week hoger dan het loon in de werkverschaffing. De aanplanting ging toen wel geweldig snel. In een jaar tijds konden ze honderd ha. bos poten.

Geef een reactie