Op 11 februari 1803 werd dit document geschreven in Gramsbergen. Daarin verklaarde de toenmalige stadsregering (de Municipaliteit) van Gramsbergen dat de kerkelijke gemeente bestond uit 73 huisgezinnen, maar dat daaronder ook enkele gezinnen waren die enkel en alleen uit vrouwen bestonden. De mannelijke kerkleden hadden in een speciaal daartoe georganiseerde vergadering in de kerk unaniem gestemd voor de beroeping van de proponent Nicolaas Dijk tot predikant in Gramsbergen.

De bejaarde dominee van Gramsbergen, Hermen Jan Krop, had het jaar ervoor emeritaat aangevraagd bij de Staten van Overijssel. Hij werd geplaagd door een chronische borstkwaal en was niet langer in staat zich goed hoorbaar uit te spreken op de kansel. Regelmatig moest hij verstek laten gaan en dat was voor hem reden om terug te treden.

Dat op zich was niets nieuws. Echter, wat de zaak voor de benoeming van een nieuwe predikant in Gramsbergen zo interessant maakt, is dat er een enorme tweestrijd ontstond tussen de gevestigde adel en de nieuwe burgerij.

Wat was er aan de hand?
Dankzij, of misschien wel ondanks, de Franse revolutie en de gevolgen daarvan in onze contreien, waren vele oude rechten overboord gegooid en vervangen door nieuwe wetgeving. Een van die oude rechten betrof het ‘recht van collatie’, oftewel het recht tot benoeming van een predikant. Dit recht van collatie was in Gramsbergen aan de opvolgende eigenaren van de havezate, het Huis Gramsbergen. De heer van Gramsbergen was vanouds dus gerechtigd om een predikant te benoemen.

Toen dominee Krop in 1802 met emeritaat ging, ontstond er een leemte in de vervulling van de vacature. De kerkenraad van Gramsbergen kwam in de clinch te liggen met de toenmalige heer van Gramsbergen, genaamd Wolter Cidonius van Coeverden. Laatstgenoemde was ervan overtuigd dat het recht van collatie nog altijd aan hem was en de kerkenraad van Gramsbergen bestreed dat. Feitelijk zou de edelman, achteraf, gelijk hebben… het collatierecht is in Nederland formeel pas in 1922 afgeschaft.

De impasse in Gramsbergen duurde van 28 november 1802 tot 23 oktober 1803, bijna een jaar lang. De zaak tussen de twee elkaar bestrijdende partijen speelde voor het Departementaal Bestuur van Overijssel, de rechtsopvolger van de voormalige Ridderschap en Steden. Het bestuur was gerechtigd uitspraak te doen. Echter door hoor en wederhoor toe te passen, sleepte het verschil van mening zich bijna een jaar voort. Ondertussen werd de kerk van Gramsbergen bediend door zogenaamde ring-predikanten, dominees uit omliggende plaatsen die bij toerbeurt ’s zondags voorgingen. Het overzicht van waarnemingen gedurende die tijd is nog altijd bewaard gebleven. Daarin lezen we dat dominee Scheveldero (fonetisch geschreven, maar feitelijk Chevallerau) uit Ommen, dominee Breman uit Hardenberg en dominee Lamping uit Heemse elkaar afwisselden op de kansel in Gramsbergen.

Hoewel een nieuwe predikant intussen niet formeel kon worden benoemd, ging de kerkenraad wel alvast aan de slag om een kandidaat te vinden. Zij kozen unaniem voor Nicolaas Dijk. Hij was geboren in 1762 in Haarlem. Uit bewaard gebleven archief weten we dat hij op 23 oktober 1803 werd bevestigd als predikant van Gramsbergen.

Dat het uiteindelijk allemaal wel weer goed is gekomen tussen adel en kerkbestuur, blijkt misschien uit het volgende. Enkele maanden nadat Wolter Cidonius van Coeverden op 17 januari 1815 op Huize Gramsbergen was gestorven, werd in het gezin van dominee Dijk een tweeling geboren. Een van de twee kreeg de welluidende voornamen: Wolter Cidonius.