In het archief van de Staten van Overijssel wordt een aantal dossiers bewaard aangaande het onderwijs in de achttiende eeuw in het Schoutambt Hardenberg. De vele kinderen in dit uitgestrekte gebied moesten soms enorme afstanden afleggen om ’ter school’ te kunnen gaan.

De kinderen van de buurtschap Radewijk waren veelal volkomen van onderwijs verstoken. De predikant van Hardenberg, Jan Jelle ter Poorten, schreef daarom op 12 maart 1737 het volgende briefje dat als bewijsstuk werd gevoegd bij een aanvraag van de Radewijker ingezetenen.

“Dat het Buerschap Radewijk onder het carspel Hardenberg gehorende seer verre afgelegen is, en daarom hunne kinderen nog tot de schole van den Hardenberg, nog tot die van Bargentheijm, nog tot die van Ane gaan kunnen en deswegen selfs een schoolmeester hoog nodig hebben, kan met waarheit getuigen de daartoe versogte predicant J.J. ter Poorten. Hardenberg, den 12 maart 1737.”

De ingezetenen van Radewijk schreven dit verzoekschrift:
“Edele Mogende Heeren van de Ridderschap en Steden de Staeten van Overijssel. De gesaementlijke bourmannen en huijsluijden van de bourschap Raveke in het carspel van den Hardenbergh, geven uw Edele Mog(ende) alle schuldigh en onderdaenigh respect te kennen, hoe dat sij haare kinderen seer gaarn wilden ter scholen laeten gaan, ten einde te leren lesen en schrijven, mitsgaeders in de waere gereformeerde godsdienst te worden geoeffend; maer geconsidereerd haere bourschap meerder als anderhalf uur van den Hardenbergh, jae sommige huijsen daer van wel twee uiren gaens zijn gelegen, en ook in de wintertijden wegens het gedurige waeter haere kinderen onmogelijk nae den Hardenbergh kunnen laeten gaen, en alsoo de remonstranten van haere goeden gever, en voornemens gefourneerd wordende, vinden haer ten uijtersten verpligt haer toevlugt tot uw Edele Mogende te nemen, en op het aller onderdaenigst te bidden, dat uw Edele Mogende goedigh gelieven te zijn, aen haer supplianten te accorderen dat sij een schoolmeester in haere bourschap Raveke mogen aenstellen, tot het institueren van haere kinderen; mitsgaeders aen den schoolmeester toe te leggen een jaerliks tractement van vijftigh guldens, gelijk andere schoolmeesters trekken en genieten. ’t Welk doende.”

Op 19 april 1738, dus ruim een jaar na het verzenden van de brief, werd door de Ridderschap en Steden de Staten van Overijssel een besluit genomen. De buurtschap Radewijk werd toegestaan een schoolmeester te benoemen. Toegezegd werd een traktement van niet 50 maar 25 gulden per jaar.