Op 13 augustus 1923 werd de 49-jarige Jan Kikkert, woonachtig in ’t Bergentheimerveld, vermoord. De man werd door zijn stiefzoon met een ijzeren staaf opzettelijk en gewelddadig geslagen, als gevolg waarvan hij spoedig overleed…
De dader, de 18-jarige Roelof K., werd veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf.

Het Twentsch dagblad Tubantia schreef op 5 oktober:
“Voor de arrondissementsrechtbank te Zwolle stond terecht de 18-jarige Roelof K. uit Bergentheimerveld die op 13 augustus zijn stiefvader Jan Kikkert met een ijzeren staaf opzettelijk en gewelddadig heeft geslagen, waaraan genoemde stiefvader is overleden. Als deskundige wordt gehoord dr. J.P.L. Hulst, arts te Leiden, die verklaart dat de dood is ingetreden door de veroorzaakte verwondingen. De moeder van Roelof K. was, 6 weken voor dit feit geschiedde, voor de tweede maal in het huwelijk getreden met Jan Kikkert. 11 augustus, ’s zaterdags te voren, had Kikkert tegen een buurman A. ten Hartog gezegd dat hij wegging en niet weer terugkwam. Er was twist in ’t gezin omdat de stiefvader een varkentje wilde verkoopen om voor zichzelf een broek te koopen en de moeder en Roelof wilden het geld besteden voor een pak voor Roelof. Maandagmiddag om drie uur kwam Kikkert naar huis. Hij was, volgens verschillende getuigen, niet in huis geweest, alleen op den drempel. Hij zocht om ’t huis en ging met het varkentje onder den arm weg. Roelof was door zijn zusjes van het werk gehaald. Hij liep in de keet in en uit en kwam terug met een ijzeren staaf, waarop een moer, liep achter Kikkert aan en gaf hem met dat ijzer een klap op het achterhoofd. Bij de eerste klap viel Kikkert. Roelof sloeg nog wel tien maal met het ijzer op K’s hoofd en Ten Hartog riep: „Roelof wat doe je daar.” „Ik heb de Kikkert doodgeslagen,” antwoordde Roelof, „zoo dood als een pier, maar als hij niet goed dood is, dan zal ik hem er nog een geven, dat hij wel goed dood is”. Kikkert was onmiddellijk een lijk.

Roelof ging zichzelf bij de politie aangeven. De getuigen verklaren dat hij zeer kalm was. Hij bekent ter terechtzitting, maar zegt het gedaan te hebben omdat Kikkert zijn moeder bij de strot greep. Er is geen enkele getuige die dat gezien heeft. De moeder heeft na de daad gezegd dat haar man haar bedreigd had met een revolver op de borst, maar op het lijk is geen revolver gevonden. Op de vraag aan één der buren, of hem er ook iets van bekend was dat het gezin in onmin leefde, was het antwoord: „Neen, heelemaal niet, vloeken en razen was er dagelijksch werk, maar daar hebben we geen acht op geslagen”. De officier van justitie mr. F.F. Viehoff geloofde niet, dat de mishandeling van de moeder de reden is, waarom beklaagde de daad gedaan heeft, dat motief is eerst later genoemd. Spr. zou grenzelooze onverschilligheid en matelooze ruwheid de oorzaak willen noemen.

De aanleiding was de nieuwe broek voor Roelof of voor vader, dus een heel wat minder tragische reden dan dat de dolle daad in drift gedaan zou zijn, om wat moeder aangedaan werd. Z.E.A. eischte 3 jaar gevangenisstraf. De verdediger, mr. Willinge Cratama pleitte clementie, omdat Kikkert ongunstig bekend stond, hij maakte veel misbruik van sterken drank en was een echte vechtersbaas, die bij een vechtpartij een oog verloren had. Een oudere broeder van Roelof had 14 dagen na het huwelijk reeds de woning verlaten…”

Krant ‘De Grondwet’ van 25-09-1923:
“Te Sibculo bij Hardenberg was voor twee maanden de 49-jarige Jan Kikkert in bet huwelijk getreden met de weduwe Kroese van Bergentheim (gemeente Hardenberg). Herhaaldelijk had de man oneenigheid met zijn vrouw en zijn stiefzoon Jan Kroese. De ruzies ontstonden in hoofdzaak doordat deze stiefzoon zeer weinig verdiende en nogal veel noodig had. Ook zaterdag was er oneenigheid geweest.

Kikkert liep daarna het huis uit en kwam eerst maandagmiddag in half beschonken toestand thuis. Hij wilde een varken, dat hij volgens zijn zeggen eenigen tijd geleden van zijn eigen geld gekocht had, mede nemen. Naar aanleiding hiervan ontstond weer twist tusschen Kikkert en zijn stiefzoon. Deze| haalde een ijzeren stang uit het huis en gaf zijn stiefvader daarmede eenige hevige slagen in den nek. Kikkert slaakte eenige gillen en viel toen dood neer. Zijn vrouw, die bij de vechtpartij tegenwoordig was, deed geen enkele poging haar man te redden. Een buurman, zekere Hertog, die in de nabijheid aan het turf maken was en alles gezien had, had nog moeite gedaan den jongen van zijn plan af te houden, echter zonder succes. Nadat de jongen den moord had gepleegd, liep hij naar Hertog en zeide “Ziezoo, hij is er geweest. Hij is zoo dood als een pier.” Daarna ging hij zichzelf aanmelden bij den rijksveldwachter te Beerserveld. Deze heeft hem gevankelijk naar Zwolle overgebracht.”

De in het krantenbericht genoemde ‘weduwe Kroese’ was Wichertje Knol, weduwe van Jan Kruzen. Op 15 juni 1923 waren Jan Kikkert en Wichertje Knol getrouwd in het gemeentehuis in Heemse en nog geen twee maanden later stierf Jan aan zijn verwondingen.

Het Salland’s Volksblad schreef vervolgens op 12 oktober dat jaar:
“Voor de arrondissementsrechtbank te Zwolle stond terecht de 18-jarige R.K. (Kroeze) te Ambt Hardenberg, die 13 aug. l.l. zijn stiefvader J.K. met een ijzeren staaf opzettelijk en gewelddadig heeft geslagen, ten gevolge waarvan deze spoedig is overleden. Drie jaar gevangenisstraf werd geëischt.”