Het Salland’s Volksblad van 15 februari 1946 schreef over de enorme wateroverlast waarmee de Hardenberger ingezetenen te kampen hadden, in het eerste jaar na de oorlog. Donderdag de 13de februari stond het water het hoogst:
“Beter dan ooit kunnen we thans het thema begrijpen, waarop Herman de Man zijn machtige roman bouwde over ‘het wassende water’, waarin hij den strijd beschrijft voor het behoud van de dijken. Want het hooge water, daarmee niet alleen Europa doch zelfs ook andere werelddelen, als Zuid-Afrika, momenteel worstelt, heeft ook in de omgeving van Hardenberg groote vlakten blank gezet. Het eerste bericht over den hoogen waterstand bereikte ons verleden week uit Bergentheim, waar de Van Riggelenswijk door het breken van een dijk overstroomde en de Boerendijk zoodanig onder het water kwam te liggen dat de kinderen per auto naar school moesten worden gebracht. In den nacht van vrijdag op zaterdag had een tweede dijkbreuk plaats, die de velden bij de Van Roijenswijk onder water zette. Den ganschen dag werd gewerkt om het water in te dammen en wel onder deskundige leiding, terwijl de mannelijke bevolking verplicht werd hulp te bieden, al was de onderlinge samenwerking tegen den gemeenschappelijken vijand niet zóó prima als men wel mocht verwachten van bewoners van dezelfde streek. Het loozen van het Waterschap Beerzerveld, dat eerst afdoende was, bleek echter later onvoldoende, doordat de was van het water aanhield. Den heelen zondag was men in touw. Maandagmorgen was het water zóó hoog dat de Burgemeester Schuitestraat in Hardenberg gedeeltelijk overvloeid werd. Doordat meer dijken het begaven was hier dinsdagmorgen het verkeer onmogelijk.
Ook het Oosteinde zag steeds dichter het water naderen en hier was de Voorstraat ook weldra overstroomd. Koperslager Otten moest zijn woning ontruimen daar het wat binnenvloeide. Groote uitgestrektheden om de stad op-den-Harden-bergh heen leken als vanouds één waterzee. Dinsdagmiddag bereikte het water in de steeg naast Amsink de Voorstraat. Dinsdagavond steeg het water nog steeds. Het was aan het Oosteinde om 10 uur nog een drukte van belang, om allerlei voorwerpen in huis te halen, dammen op te werpen enz. Het water stond een voet in sommige huizen. Anderen spijkerden planken voor de deur, om het buiten te houden. Om 10 uur stroomde de Bruchterweg bij den heer Podde er onder. Den volgenden morgen was de Koppellaan aan beide zijden blank. Door water van een voet diep moesten we heen om van ons kantoor de drukkerij te bereiken en de copie af te leveren. Woensdagnacht steeg het water liefst 18 centimeter; tot de pastorie van de hervormde kerk stond de Voorstraat aan het Oosteinde blank.
En steeds maar bleef het water stijgen. Woensdag kwamen welhaast alle mensen in benarde omstandigheden te verkeren. Allerlei tafereeltjes kon men opmerken. Hiér poogde men kippen uit den tuin te halen met paard en wagen; tot den buik moest het dier er door, het struikelde, werd schichtig en men moest keren. Dáár weer werden geëvacueerde kippen opnieuw gepakt om ze naar nog hoger plaats te doen verhuizen. Diverse brede en diepe geulen werden gegraven om het al maar aanhoudende water van schoolplein en Slat af te leiden naar de Vecht waar het met geweld instroomde. De Kerkstraat was nu ook overstroomd en zo werd overal het water hoger. De post en enkele particulieren kwamen ons nieuws en advertenties brengen, doch wij konden de drukkerij al niet meer bereiken. Ieder was nu druk in de weer met het opgooien van dammen om de woning, het bergen van de aardappelen uit de kuilen enz. enz., terwijl de was maar aanhield, het zonnige en lauwe weer van de laatste dagen ten spijt.
Donderdagmorgen was het water opnieuw geklommen. De postbode, die den vorigen middag er nog doorgewaad was, terwijl het water hem op een vingerbreed na over zijn hoge laarzen ging, kon er nu niet meer door en we waren genoodzaakt het postkantoor telefonisch te verzoeken mogelijke brieven met nieuws en advertenties naar een ander adres te brengen, waar men ze verder verzorgen zou. Wat ons bedrijf betreft, dit kwam er vreemd voor te zitten. Het kantoorpersoneel kon het bureau niet bereiken. Gelukkig hadden we reeds tevoren, per fiets door het water gaande, wat doornatte voeten opleverde, het adresboek naar de drukkerij gebracht, waar dit keer de postadressen geschreven werden. Het drukkerijpersoneel was (is nog!) ziek op één man na, die alles alleen maar klaar moest zien te spelen! Het was wel een wonder dat deze, die een half uur fietsen moest, komen kon, terwijl de communicatie tussen bureau en drukkerij verbroken was, zoo dicht bij elkaar. We hebben dan ook maar telefonisch overlegd, geen vier maar twee pagina’s te geven – hetgeen onze lezers, nu zij weten hoe de toestand voor ons bedrijf was, billijken zullen! De isolatie was zóó volkomen dat men bijna schrok als de bel ging, het was een onverwacht geluid, maar een enkele speelde het klaar met grote laarzen aan en langs allerlei omwegen ons te bereiken.
Terwijl geruchten doordrongen over daling van het water en tegen den avond ook werkelijk eenigen val te bespeuren viel, schepten wij donderdag 35 emmers water uit den kelder, de rest, ongeveer 100, zou morgen volgen. Dat de eerste uitvoering van de reciteerclub, welke dien avond wezen zou, zodanig in het water viel, dat ze uitgesteld moest worden, valt te begrijpen. De feestelijkheden in Heemse konden echter ongestoord plaats vinden en via de Stuw wist iemand ons nog droogvoets te bereiken. Laarzen deden alles. Maar in de Koppellaan was men aan het kanovaren. Vlak bij de Hoogeweide, die bedolven was. Soortgelijke ervaringen hebben vele onze lezers ook meegemaakt. Bewoners van het Oosteinde waren er nog het ergst aan toe, ze hadden het water zoo hoog in huis staan, dat ze er uit moesten, reeds voor in de week. Dat moet wel een onaangename gewaarwording zijn geweest voor Schutte, Hultink, Stoeten en Ant. Meijer, die wij met name hoorden noemen. Hoe krachtig het water was, kan blijken uit het feit dat een der dikke bomen naast den winkel van Wamelink aan de brug geheel ondermijnd en weggeslagen werd. Met grote moeite werd een wal van stenen en cementen voorwerpen aangelegd om te voorkomen dat ook het huis zelf door het water gevaar zou lopen. De boom decoreerde het hele pand, zodat de aanblik opvallend kaal geworden is.
Gelukkig bracht de nacht van donderdag op vrijdag verademing. Het water zakte. dien avond was het al zeer gezakt en waren verscheidene mensen weer uit hun isolement verlost en zo kon alles weer normaal worden. het water had echter voor vele plannen een stokje gestoken. Meer dan één dier is door het water verrast en vond een graf in de golven, we hoorden van koeien en een paard die de Vecht afdreven. Een oude baas vertelde ons dat hij zo’n hoge waterstand nooit had meegemaakt. Gelukkig dat het weer voorbij is en… dat nog niemand gebrek had gekregen aan het nodige voedsel, terwijl waterleiding en electriciteit in tact bleven. Een woord van hulde aan allen die geholpen hebben bij de werkzaamheden om het water af te leiden.”
Geef een reactie