Boven de ingang van de kerktoren, aan de noordzijde, is het jaartal 1776 aangebracht, hetgeen geheel overeenkomt met wat de Groninger Courant een jaar later schreef.
De kerktoren was in 1776 en 1777 volledig vernieuwd en men was dus bijna klaar met de herstelwerkzaamheden toen de brand de torenspits verwoestte.
De kerktoren en de kerk zelf nu beschermd als rijksmonument.

De Groninger Courant van 14 november 1777 meldde:
“Groningen den 13 november. Van Gramsbergen, een Steedje in de Provincie van Overijssel, heeft men dat aldaar op den 4 deezer maand in een, aan het boveneinde van die plaats, staande huis, des voordemiddags tusschen tien en elf uuren brand ontstont, welke door den toenmaals sterk waayenden wind, met zoo veel en onbegrypelyke snelheid voortgedreeven wierd, dat binnen vier uuren alle de huizen, eenige weinige geringe die boven den wind wat afgeleegen stonden uitgezonderd, in vollen vlam, en nog dien zelfden dag tot de grond toe in de assche gelegd waaren, en welke brand te vehementer en onblusbaarder geweest was, doordien alle die huizen, die genoegzaam alle door lieden die den meede door den akkerbouw haar beslaan moeten vinden, met ongedorscht koorn, hooi en turf tot subsistentie van hun en hun vee opgevuld waaren, en dat daarenboven het ongeluk gewild heeft, dat de mansperzoonen buiten die plaats aan het repareeren van de wegen bezig waaren en dus aan den t’ huis gebleevenen ingezeetenen, die meerendeels uit vrouwen en kinderen bestonden, en die naauwlyks hun leeven hadden kunnen salveeren, de noodige hulp ontbrak waar door al meede veroorzaakt was dat uit dien alles verwoestenden brand weinig of niet geborgen heeft konnen worden.

Dat voorts door den vlam van de nabygeleegene huizen, de kerk in haar dak en soldering, ook des predikants bystaande woning aangestoken zynde, zeer beschaadigd waaren geworden. En eindelyk dat het daar niet by gebleeven was, maar dat ook door den vlam, en in de lugt vliegende brandstoffen, de spits van den, gedurende het laatst voorleeden en dit nog loopende jaar geheel van nieuws weer opgebouwde, en op een gedeelte van het leije dak na, daar aan gewerkt wierd, voltooide toren, in brand gestoken en meede tot op het muurwerk toe afgebrand was. Dat daar door die ingezetenen in de allerbeklaagste en deerniswaardige omstandigheden in de uiterste elende en armoede met hunne vrouwen en kinderen, in dit reeds ruuwe en van dag lot dag verergerend winter-saisoen gedompeld waaren.”

De ‘s-Hertogenbossche Courant van 18 november 1777 meldde:
“Zwolle, den 6 november. Men heeft tijding dat den 3 dezer maand in den ogtend ten 10 uuren op de Heerlijkheid Gramsbergen, toebehoorde aan den Graaf van Rechteren, zig een geweldige brand geopenbaard had, dewelke men ontdekt heeft, dat door het heekelen van vlas ontstaan is. Door dezen brand zijn 44 huizen en het bovenste gedeelte van den toren in de assche gelegd; dus zijn van de huizen niet meer dan 14 à 15, zoo als ook de kerk overig gebleeven. Deze ramp is des te verderflijker geweest door dien men geen brandspuit van digter bij bekomen konde als van Hardenberg, welke plaats een en een half uur daar vandaan legt.”

De hierboven verhaalde ramp was de laatste grote die Gramsbergen getroffen heeft. Mede door verscherpte brandveiligheidsmaatregelen kon een herhaling van een stadsbrand voorkomen worden.