de Bruin

De lokale krant ‘De Vechtstreek’ schreef op 28 juni 1930:
“Maandag is alhier in den ouderdom van 87 jaar overleden de heer E.I. de Bruin. De overledene, die bij de gelegenheid dat hij 65 jaar het ambt van koster bij de Israëlitische gemeente alhier had vervuld, door de Koningin werd begiftigd met de gouden eremedaille van de Oranje Nassau orde, heeft zijn kostersambt nadien nog tien jaren waargenomen en wel op een wijze, boven alle lof verheven. Bij zijn begrafenis was veel belangstelling.”

Emanuel Israëls de Bruin was geboren op 24 mei 1843 in Stad Hardenberg, als zoon van Israël Emanuëls de Bruin en Billa Hartog Cohen. Hij was op 28 april 1873 te Stad Hardenberg getrouwd met Margaretha Roos uit Staphorst. Het echtpaar kreeg 10 kinderen, waarvan er 5 op jeugdige leeftijd stierven.

Niet alleen Emanuëls overlijden haalde de krant. Al eerder, op 7 januari 1921, schreef het Salland’s Volksblad:
“De heer De Bruin heeft van de Koningin de gouden eeremedaille der Oranje-Nassau orde gekregen, ter gelegenheid van zijn 65-jarig jubileum als koster der synagoge.”

de Bruin

En precies zes jaar later, op 7 januari 1927:
“Nieuwjaarsdag was het 70 jaar geleden dat de heer E.I. de Bruin als koster van de synagoge werd benoemd. De jubilaris, thans 83 jaar, heeft van zijn 13-jarigen leeftijd af deze betrekking waargenomen. Nu echter heeft hij zijn ontslag gevraagd en zeer eervol gekregen. Bij deze gelegenheid heeft de heer I. Frank, voorzitter van den Israëlitischen kerkeraad hem ongeveer als volgt toegesproken: “Nimmer versaagd, altijd geheel opgaande in uw taak, met een plichtsbetrachting die wij moeilijk kunnen begrijpen, zijt gij getrouw gebleven tot dezen dag. Ja, ook thans kan nog worden getuigd, uw werkkracht is veel ruimer dan de draagwijdte van uw functie. Na zulk een werkzaam leven hebt gij gemeend een mijlpaal te moeten plaatsen op uw levensweg, die dien werkkring afsluit. Wij hebben met eerbied dit besluit te aanvaarden, als is het voor ons moeilijk afscheid te nemen van een dienaar die zijn taak zoo hoog heeft opgevat, die gedurende 70 jaar eenige geslachten heeft gediend met zulk een trouw. En dit afscheid klemt te meer nu gij onze gemeente gaat verlaten, terwijl die helaas niet meer staat op dat hooge standpunt van warmen godsdienstzin als toen gij uw ambt aanvaardde, omdat het aanzien van de gemeenschap niet meer draagt het beeld van heilige traditie en saamhorigheid. Veel schooner en verheffender zou het zijn geweest wanneer die Joodsche geest ook thans hier nog rondwaarde”. Uit naam van het kerkbestuur en de gemeente dankte spreker den heer De Bruin voor alles wat hij heeft verricht. Ik weet het, aldus spreker, voor u zal het straks vaak moeilijk zijn, als ge als ambtelooze in onze gemeente zult leven, omdat ge een sjammes (koster) waart in uw geheele wezen en optreden. Doch we weten, dat uw verder leven zal worden geschraagd door de onvermoeide zorgen en liefde van een echtgenoote, gestut en gesteund als gij beiden wordt door de toewijding van uw zoon Rudolf. Namens de gemeente bood spreker als blijk van waardeering een zilveren kidoes-beker aan, en besloot: Mocht gij bij het gebruik ervan worden herinnerd aan de taak, dat gij u bovenal in dienst hebt gesteld van onzen Heiligen Godsdienst, omdat gij u hiermede hebt gesticht een kidoes hateim, een heiliging van Gods naam. Moge de beker nog jarenlang in uw bezit zijn te midden van uw verwanten.”