Het was een kleine eeuw geleden ook niet altijd ‘pais en vree’ op school. Daarvan getuigt bijvoorbeeld een in het archief van de voormalige gemeente Stad Hardenberg bewaard gebleven getypte minuut (een afschrift van een verzonden brief). Het begin ervan luidt als volgt:

“Stad Hardenberg, den 24 januari 1925. Bij dezen hebben wij de eer u het volgende mede te deelen. Blijkens mededeelingen, gedaan door het personeel der openbare lagere school aan den Stationsweg aan het College van Burgemeester en Wethouders dezer gemeente, laat de verhouding van dat personeel met het waarnemend hoofd dier inrichting alles te wenschen over. In den laatsten tijd wordt deze verhouding zoo, dat ingrijpen van ons College noodig wordt geacht.

Door het personeel wordt aangevoerd, in de eerste plaats, dat het hoofd der school geen toezicht houdt op de leerlingen, vóór, tusschen en na de schooltijden, waardoor vooral de leerlingen der M.U.L.O.-afdeeling zich een vrijheid veroorloven, die thuis hoort, althans kan worden gebillijkt, bij halve wilden. Het ‘spelen’ ontaardt in formele vechtpartijen, die, hunne gevolgen maken dit duidelijk, soms levensgevaar voor de leerlingen kunnen veroorzaken. Afgezien van dit, behoort een dergelijk optreden dan ook met alle kracht door het personeel, in de eerste plaats door het hoofd der school, te worden tegengegaan om den naam der onderwijsinrichting ook buiten de muren hoog te houden.

Klachten van ouders over de ontaarding hunner kinderen zijn in dit verband grievend en onaangenaam. Nu blijft het steeds moeilijk voor een recht sprekend lichaam om de juiste oorzaken en gevolgen te wijten aan hem of haar die ze geweten moeten worden, vandaar dat het plicht is in dezen van de overheid zich op het standpunt te plaatsen dat hij, die met de leiding van welke inrichting dan ook, is belast, deze taak naar behooren vervult. Voorop zij dus gesteld dat het personeel in het algemeen zich heeft te onderwerpen aan de aanwijzingen van hem, die met de leiding van rechtswege is belast…”