Op 24 september 1766 stierf Israël Emanuël. Zijn grafstenen (want het zijn er twee) zijn deels nog bewaard gebleven op de oude begraafplaats ‘jodenbergje’ bij Hardenberg.

Israël heeft zijn einde waarschijnlijk zien naderen, want in december 1765 liet hij, samen met zijn vrouw Annegien Ruben(s) een testament vastleggen door plaatsvervangend schout Jacobus van Riemsdijk. Israël was ‘ziekelijk na den lighaam’. Vanwege de tijdsgeest, en omdat Israël Emanuël werd en wordt gezien als de ‘stamvader van zijn geslacht’, laten we hierna zijn testament integraal getranscribeerd volgen.

Vrijwillig rechterlijk archief Schoutambt Hardenberg, toegang 55.2.1, inv.nr. 12, pag. 271 en 271vo:
“Ik Jacob van Riemsdijk, wegens Hoger Overigheid, verw(alter) Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen; doe cond en certificere bij desen, dat voor mij en keurnoten die waren Bast. Meulhberg en R. Dunnink, personelijk in den Gerigte gecompareerd en erschenen sijn, de joode Ysrael Emanuel en desselfs huisvrouw Annegien Ruben, sijnde de eerste wel ziekelijk na den lighaam, en de andere gesond van lighaam, dog beide haar verstand en oordeel vollenkomen hebbende, ten minsten voor so veel men uitterlijk konde bemerken. En wesende sij Annegien Ruben, nadat sij van de momboirschap hares mans in desen was ontslagen, tot het doen deser zaake geadsisteerd met Jan van Regteren, als haren verkoren en geadmitteerden momboir. En verklaarden sij comparanten, uit overweginge van de zekerheid des doods en de onsekerheid der uure van dien, geresolveerd te wesen om bij desen te willen maken en oprigten, haar beider testament en enige vrije onbedwongene uitterste wille over alle haare goederen, so sij bij haar overlijden sullen komen na te laten; en wel op volgende maniere.
Eerstelijk verklaarden hij testator IJsrael Emanuel, en sij testatrice Annegien Ruben, de laatste met haar voorn(oemde) momboir geadsisteerd sijnde, malkanderen de eerststervende aan de langstlevende van haar beiden, te legateren de lijftucht of het vruchtgebruik van alle de goederen so de eerststervende van haar beiden sal komen na te laten, om deselve na lijftuchten regte de tijd sijnes of hares levens te mogen gebruiken en genieten. Verders verklaarden hij testator en sij testatrice voorn(oemd), de laatste als vooren sijnde geadsisteerd, bij desen te prælegateren aan haar zoon Salomon Ysrael, haar eigendommelijke woonhuijs, staande alhier op den Brink tot Heemse; om redenen dat gem(elde) haaren zoon haar testateuren verscheiden jaren merkelijk heeft ondersteund en onderhouden en sulx ook nog vervolgens sal moeten doen.
Wijders verklaarden sij beide testator en testatrice voorn(oemd), sijnde de laatste als voren geadsisteerd, bij desen te nomineren en te institueren tot haare universele erfgenamen, hare gesamentlijke kinderen, genaamd Ruben, Jonas, Levij, Emanuel, Salomon, Tekela, Adel, Sara, Gonde, Rachel en Magdalena Ysrael, of bij vooroverlijden derselver kind of kinderen bij repræsentatie, om alle hare na te latene goederen geene uitgesonderd, buiten het hierboven gelegateerde, na haar overlijden te erven en te profiteren.
Eindelijk verklaarden sij testator en testatrice, de laatste met haar geseide momboir sijnde geadsisteerd, bij aldien eene of meer van haare kinderen en genomineerde erfgenamen, tegens dese hare vrije uitterste wille iets mogten tegen hebben, en daarmede niet mogten te vreden sijn; deselve tegenstrevers ofte onwillige als dan in so een geval bij desen te nomineren en te institueren in de legitime portie, so haar na de regten deser landen is competerende.
Al het voors(chrevene) de testator en testatrice voorn(oemd) duidelijk sijnde voorgelesen en afgevraagd, of dit sodanig niet en was haar enige vrije en onbedwongene uitterste wille, so hebben sij beide daarop geantwoord van Jae; willende en begerende dat deselve na haar overlijden, effect moge sorteren, het sij als testament, codicil, gifte ter sake des doods ofte onder de levende, so als sulx best na de regten deser landen sal kunnen of mogen bestaan, ofschoon ook alle vereischte solemniteiten hierin niet mogten sijn geobserveerd.
In kennisse der waarheid, is desen door mij verw(alter) Scholtus, met de testator en testatrice, benevens de momboir van de testatrice, getekend ende gezegeld. Actum Heemse, den 9 december 1700 vijf en sestigh.”