Op 25 oktober 1921 vond in de raadszaal van het gemeentehuis van Ambt Hardenberg (in Heemse) de opening plaats van de Christelijke Landbouwwinterschool Ambt Hardenberg.

Waarom in Heemse? In 1919 vernam het bestuur van de gemeente Ambt Hardenberg via enkele landbouwverenigingen dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Landbouw bereid was in het noordoosten van Overijssel de stichting van een Landbouwwinterschool te stimuleren. Na uitvoerige besprekingen werd besloten de minister terrein en gebouwen aan te bieden. Geruime tijd werd niets vernomen over de plannen tot eindelijk de Inspecteur van het Landbouwonderwijs een bezoek bracht aan het gemeentebestuur voor inleidende besprekingen. Na enige tijd ontving het gemeentebestuur bericht dat geen Rijkslandbouwwinterschool zou worden gesticht, maar dat het – gezien de aard der bevolking in Noordoost Overijssel – een Christelijke Landbouwwinterschool zou worden. Uit de aard der zaak zou deze school niet van het rijk uitgaan, maar van de in 1918 opgerichte Nederlandse Christelijke Boeren- en Tuindersbond (C.B.T.B.), welke bond de verzorging van christelijk land- en tuinbouwonderwijs op zich had genomen. In dit geval ging de school uit van de Overijsselse afdeling van de Nederlandse C.B.T.B. De gemeente Ambt Hardenberg handhaafde het aanbod van terrein en gebouwen.

Waarom kwam deze school nu in Heemse? Niet omdat dit de enige plaats was waarvoor men de medewerking van de gemeentelijke overheden kon verkrijgen, want alle gemeentebesturen in de omgeving waren ervan overtuigd dat een landbouwwinterschool in dit gebied op zijn plaats was. Maar omdat Heemse het centrum is van een zandgebied dat in het noorden grenst aan de dalgrondgebieden langs de Dedemsvaart en Lutterhoofdwijk en in het zuiden aan de dalgrondgebieden langs het Overijsselse Kanaal. Heemse is ongeveer even ver verwijderd van de oude dalgrondcentra Dedemsvaart en De Krim, met daartussen gelegen, Lutten en Slagharen, en de jongere centra Vroomshoop, Daarlerveen en MariĆ«nberg. Deze dalgrondgebieden moesten in de eerste jaren de school van leerlingen voorzien. De bewoners van deze gebieden, grotendeels afkomstig uit andere delen van het land (Groningen, Friesland, Drenthe, Gelderland) waren meer overtuigd van de noodzaak dat de jeugd op een landbouwschool het boerenvak kon worden bijgebracht, dan de Saksische bevolking van het zand, die meer behoudend van aard is en meende dat het boerenvak van vader op zoon doorgegeven moet worden, wil het goed zijn…

Zo werd in Heemse een terrein aan de Brink uitgezocht waar het schoolgebouw verrees. Het gebouw was zo solide gezet dat het de tand des tijds zeer lang heeft kunnen weerstaan. Wat inrichting betreft was het in zijn stichtingstijd een voorbeeld voor de verre omgeving. Dit schoolgebouw is op 4 april 1923 officieel overgedragen aan de C.B.T.B., maar de school was al op 25 oktober 1921 van start gegaan. Aanvankelijk werd les gegeven in het gebouw van de vroegere Christelijke Bewaarschool te Stad Hardenberg. Daarna werd officieus het nieuwe schoolgebouw aan de Brink betrokken.

Het doel van het landbouwonderwijs was: ‘staande op den grondslag van een christelijke levens- en wereldbeschouwing, aankomende landbouwers op weinig kostbare wijze de nodige theoretische kennis te verstrekken van het landbouwbedrijf, alsmede hen voor te lichten aangaande de maatschappelijke verhoudingen van onzen tijd.’

De leertijd aan de school duurde twee winterhalfjaren. Tot de eerste klasse van de school werden alleen zij toegelaten die bij de aanvang van het schooljaar een leeftijd van 16 jaren hadden bereikt en die door het afleggen van een examen, afgenomen door de directeur en de leraren, de bewijzen leverden dat zij de kundigheden bezaten die vereist waren om het onderwijs met goed resultaat te kunnen volgen. Het totaal aantal ingeschreven leerlingen tussen 1921 en 1952 bedroeg 1079 personen. Hiervan kregen 874 een diploma en zakten 53 voor het toelatingsexamen. Eveneens 53 behaalden het toelatingsexamen maar kwamen niet op school. Vier leerlingen overleden en vier anderen emigreerden voor ze de opleiding konden afronden.

Het gebouw bevatte bij de opening twee gewone leslokalen en een scheikunde-leslokaal, dat oplopend was gebouwd zodat de leerlingen de meeste proeven vanaf hun zitplaatsen konden volgen. In dit lokaal werden tevens de natuurkundeproeven vertoond. Verder was er een laboratorium voor de meer omvangrijke proeven en het zelf werken van de leerlingen. Voor het personeel was er een directeurskamer, een lerarenkamer en een kamertje voor de amanuensis tevens conciƫrge. Aan de achterzijde van de school bevond zich een demonstratielokaal voor praktijkonderwijs. Voor dit onderwijs was tevens een tuin aanwezig.
Vanaf 1958 verdween de benaming Landbouwwinterschool. Het werd vervangen door de Christelijke Middelbare Landbouwschool. Nog zeven jaar lang werd landbouwonderwijs gegeven in het pand op De Brink. Sindsdien heeft het gediend als onderkomen voor een openbare lagere school (latere basisschool). In 1996 werd het pand buiten gebruik gesteld voor het lager onderwijs. Sindsdien heeft het nog onderdak geboden aan het Alfa- en Morgenlandcollege en de laatste jaren was er een huisartsenpraktijk in gevestigd. Inmiddels is het pand van de voormalige Landbouwwinterschool gesloopt en heeft het plaats gemaakt voor complete nieuwbouw.