Op 28 februari 1840 begon notaris Willem Swam te Gramsbergen met de openbare aanbesteding voor het vernieuwen van het inwendige van het kerkgebouw ter stede Gramsbergen. Hij deed dat in opdracht van de kerkvoogden.

Overijsselsche courant, 25 februari 1840.

Het bestek is in het notarieel archief bewaard gebleven:

Artikel 1:
De aannemer zal, nadat hem de oude banken zullen zijn opgeruimd, de vloer opgenomen en de grond met zand zal zijn verhoogd, de Bentheimer steenen doen kanthouwen en weder effen leggen, tot welk laatste hem kosteloos de nodige handlangers zullen ten dienste staan, en daarna volgens de tekening leveren vijftien vrouwenbanken in het midden der kerk, van vier duims greene deelen, met twee duims vurehouten paneelen, behoorlijk en naar den eisch in elkanderen gewerkt, aan ieder bank twee greenehouten paneelen deuren, halfrond aflopende […] Wijders zal aan ieder bank een lessenaar, van bovenaf schuins aflopende, gemaakt worden van één twee palms breede en en drie duims dikke plank, voor de oplegging der (kerk)boeken, ieder met aanbrenging van een vier duims breede lat, behoorlijk met een kraal beschaafd, tot voorkoming van het afglijden derzelven
.

Artikel 2:
De aannemer zal vanaf de beide deuren van weerkanten aan de muren tot aan het doophek volgens de tekening moeten maken en leveren twee rijen banken voor de mannen, hoog één el uit de vlakke grond en naar evenredigheid de agtersten, op vier eikenhouten ribben van twaalf en twaalf duim c.s.


Artikel 3:
De aannemer zal de tegenswoordige predikstoel, zoo ook het klankbord, verplaatsen boven in de kerke op de aan te wijzene plaats, vijfentwintig duim van de muur, hetwelk hij met een vijf duims dikke eiken plank (wagenschot) zal aanvullen […] Vervolgens zal de aannemer in het klankbord moeten maken eene ronde opening tot plaatsing van eene Engelsche lamp […] en verders zal de aannemer regts en naast de predikstoel naar den eisch moeten maken een pultrum voor de voorzanger.


Verder was de aannemer verplicht om een gaanderij aan te brengen, met daarop vier rijen losse kerkbanken die van voren naar achteren schuin opliepen. De aannemer was ook gehouden om de gemaakte banken, preekstoel, gaanderij, trappen, pilasters en zolders behoorlijk met goede olieverf te gronden en te verven: de preekstoel en bord licht gladhout kleur, de kerkbanken rood mahoniehouten kleur, de zolders blauw en de pilasters gemarmerd. Tenslotte was de aannemer gehouden om het werk uiterlijk op 1 juli van datzelfde jaar op te leveren.

Aannemer en timmerman Wolter Scheerman uit Coevorden was bereid het timmerwerk voor 1250 gulden aan te nemen en huisschilder Hendrik Kremer uit ’t Laar wilde voor 190 gulden wel verantwoordelijk worden voor het schilderwerk. Echter, toen zowel het timmerwerk als het schilderwerk in combinatie nogmaals in veiling werd gebracht, ging aannemer Johannes de Blécourt uit Coevorden er met de winst vandoor. Hij nam het werk aan voor een totaalbedrag van 1205 gulden.