0529_veenbranders
Door het in afbranden van de boekweit werden woeste gronden in cultuur gebracht.

De Rotterdamsche courant van 27 mei 1857 meldde:
“Den 21 dezer verkeerde de boven Anerveen in de gemeente Gramsbergen aan het kanaal, zijtak no. VIII der Dedemsvaart, nieuw aangelegde buurt De Krim in groot gevaar. Het in de boekweitveenen ontstoken vuur, dat wegens de sterke droogte niet kon gebluscht worden, bereikte eene der keeten, die weldra eene prooi der vlammen werd, terwijl het scheen dat nog een 40tal tot deze buurt behoorende keeten datzelfde lot zou ondergaan. Wijl er dien dag niet gewerkt werd, bevonden zich daar een aantal werklieden uit Sebastopol, eene andere buurt aan dit kanaal, die dadelijk alle mogelijke hulp verleenden om het vuur in zijnen loop te stuiten. Gelukkig liep ook te regten tijde de wind om, en deze buurt bleef van verder onheil verschoond”.

In de Amersfoortsche Courant van 29 mei 1857 lezen we:
“Uit Gramsbergen wordt gemeld dat de bewoners van het, aan het kanaal boven Anerveen, nieuw aangelegde dorp De Krim in den grootsten angst waren. Niet het vuur der westersche mogendheden, maar wel dat der veenbranders joeg hun dien schrik aan. Gelukkig, dat de bewoners van Sebastopol den nood der Krimmenaren bemerkten en hen dadelijk te hulp kwamen. Met vereende krachten werd de voortgang van het vuur gestuit, waartoe het draaijen van den wind ook veel toebragt, anders ware welligt het gansche dorp, uit een veertigtal keeten bestaande, eene prooi der vlammen geworden; terwijl er nu slechts eene keet verloren is gegaan. Dezelve was niet tegen brandschade verzekerd, doch de inboedel is gered”.