Willem Lemmenes Boerrigter (1719-1782) was een schoolmeester die les heeft gegeven aan de lagere school te stad Hardenberg.


Willem Lemmenes Boerrigter is geboren in Hardenberg en werd daar gedoopt op 24 december 1719, als zoon van barbier en chirurgijn Lukas Boerrigter en Hermina Lemmenes. Hij ging op 12 januari 1744 te Hardenberg in ondertrouw met Aleida Zijen.

Boerrigter werd in 1759 benoemd tot schoolmeester te Hardenberg en werd datzelfde jaar aangesteld tot koster en voorzanger. De benoeming vond plaats bij besluit van 9 oktober 1759, zoals blijkt uit het bewaard gebleven resolutieboek:

“Den 9 octob. 1759 hebben de Hoog en Welgeboren Heeren en Erfgenamen des carspels Hardenbergh voor so verre onder de kerke van den Hardenbergh gehoren, en daaronder burgermeesteren, schepenen en raaden, ten aanzien van deze stadt, mede begrepen, tot koster, schoolmeester en voorzanger aangesteld den persoon van Willem Lemnes Boerrigter, in voegen als geblijken kan uit het navolgende.

Extract uit het kerkenboek van stad en kerspel Hardenbergh. Op huiden dato ondergeschreven, de hoog- en welgeboren heeren en erfgenamen des carspels Hardenbergh, voor so verre onder de kerke van den Hardenbergh gehoren, na voorgaande wettige convocatie in de kerke van den Hardenbergh vergaderd sijnde, specialijk om te delibereren te overleggen en te resolveren hoe en op wat wijse ten meesten nutte van de stadt en carspel Hardenbergh eene afkomste te maken sal sijn van de langdurige en kostbare procedure, tusschen Jan van der Scheer en gevoegdens ter eenre, en Willem Lemnes Boerrigter ter andere zijde, over de laatste begeringe van de coster, schoolmeester en voorsangers plaatsen van den Hardenbergh ontstaan. Hebben na voorgaande deliberatie goedgevonden den persoon van Willem Lemnes Boerrigter aan te stellen tot coster, schoolmeester en voorsanger van den Hardenbergh voornoemd, dog op die expresse conditie en voorwaarde om reden daartoe moverende, sonder dan nog desen aangestelden W.L. Boerrigter daarvoor in sijnen goeden naam of gedrag tekort te doen, dat den schooldienst sal worden waargenomen door een ander bequaam persoon, die de heeren burgermeesteren van den Hardenberg versogt worden te willen opsoeken en voordragen. Welke van nu af aan mede mits desen voor aangesteld en geapprobeerd word gehouden; mits na kerken ordre geapprobeerd en goedgekeurd wordende. Aldus gedaan op den 9den october 1700 negen en vijfftigh”.

Deze benoeming geschiedde dus met de bepaling dat het schoolmeestersambt zou worden waargenomen door een ander bekwaam persoon, door de burgemeesters van Hardenberg voor te dragen, zonder echter de naam of het gedrag van de heer Boerrigter te kort te doen. Daarop beloofde koster Boerrigter jaarlijks dertig gulden te zullen uitkeren aan hem die door de Magistraat als schoolmeester zou worden aangewezen. Wij vonden nog dat de provincie aan de schoolmeester een toeslag verleende en dat de bezoldiging bestond uit de opbrengst van de vicariegoederen enz. Enkele maanden na Boerrigters benoeming, op 29 december 1759, werd schoolmeester Martinus Pruim aangesteld.

In het bewaard gebleven resolutieboek van de Goedsheeren en Erfgenamen van het Kerspel Hardenberg, vinden we: “Ter vergaderinge gelesen sijnde een request van de coster W.L. Boerrigter, waar bij klaagt dat verscheide ingesetenen in sommie bourschappen in gebreke blijven om hem ingevolge de ordre en ’t constante gebruik te betalen jaarlijx, een volle gewaarde boer twee gasten rogge en een spind rogge uit de zak, de minder gewaarden na advenant, en de ongewaarden een stuiver. Waarop gedelibereerd sijnde, is goedgevonden en verstaan, dat alle de ingesetenen, so wel de roomschen als gereformeerden, ingevolge voorn(oemde) ordre en constante gebruik jaarlijx aan den coster de voorn(oemde) emolumenten sullen moeten betalen. Aldus gedaan en geresolveerd op den 6 october 1700 een en sestigh”.

In het Statenarchief is correspondentie van Boerrigter bewaard gebleven uit het jaar 1768: “Edele Mogende Heren Mijn Heeren de Ordinaris Gedeputeerden wegens de Staten van Overijssel etc. etc. etc. De ondergeschreven W.L. Boerrigter als custos, voorsanger en schoelm(eester) van den Hardenbergh, geeft met alle eerbiedt en hoogagting te kennen, waar in voornamentlijk zijn jaarlijkze tractement mede is bestaande, blijkelijk te zien uit deze nevensgaande resolutie en ordres der heeren erfgenamen sub A., het welk bij subpliant ook onverhindert alle jaar ontfangt exempt alleen van die van het clooster Sibculo, die hier in weigeragtig zijn, en niets van haar kan erlangen. Dier halven versoekt hij subpliant seer ootmoedig van UEdele Mogende als Landt heeren dier boermannen dezelve te ordoneren van an hem neffens anderen zijn ’s jaarlijksen tractement onverhindert te mogen voldoen. ’t Welk doende, W.L. Boerrigter. Hardenberg, den 30 sept. 1768”. In de kantlijn werd geschreven: “Is goedgevonden deeze requeste van deeze tafel te stellen in handen van den rentmeester van Sipculo en Albergen, en daar op te berigten voor of op maandag den 17 november. Deventer, den 3 october 1768”.

Anderhalve maand later volgde dit antwoord: “UEdele Moogende mij hebbende gelieven in handen te stellen nevensgaande requeste van de coster van den Hardenberg W. Boerrigter, ten eijnde om daarop te berigten, so hebbe bij dese d’eere UEdM(ogen)de daaromtrent te berigten, dat mij geïnformeert hebbe bij de meijeren van Sipculo of wel aan de coster van den Hardenberg betaalt hadden eenige emolumenten so als andere boerschappen jaarlijks aan hem betaalen moeten, dog ten antwoord bekoomen niets aan hem gegeven te hebben, en dieswegens voor als nog gaarne van die last souden wenschen bevrijd te blijven, zijnde dit alles hetgeene d’eer kan hebben van UEdM(ogen)de daaromtrent te berigten en verhoopende hiermede aan UEdM(ogen)de intentie voldaan te hebben. Ondertussen so hebbe d’eer van mij te tekenen met ’t diepste respect. UEdele Moogende Ootmoedige en seer gehoorsaamen dienaer F.A. van Ittersum, Oosterhoff, den 13 nov(em)ber 1768”.

Over het gedrag en de naam van Boerrigter is echter wel iets te zeggen dat niet in het voordeel van hem was. In de Stadsresolu­tiën van 3 november 1780 staat namelijk het volgende: “Schepenen en Rade ter oore sijnde gekomen dat koster Willem Lemnes Boerrigter zich niet ontziet om zich dikwerf dronken te drinken, ook alsdan, zoowel bij nachte als bij dage op gansch malitieuse wijse met zijn huisvrouw om te springen, door dezelve te slaan, te schelden enz. en bovendien op het allerlichtvaardigst met vuur om te gaan, zoo door rooken van tabak op het bed zijnde, als door het loopen met licht zonder dat zulks in een lantaarn geplaatst zij, waardoor lichtelijk brand ontstaan kan enz. Hebben goedgevonden dezelve W.L. Boerrigter aan te schrijven en te gelasten, om, wil hij zich niet een nadrukkelijke resolutie van hun Weledelachtbaren en een correctie na meritus (verdienste) op de hals halen, zich voortaan daarvan te onthouden, en ook beter in het waarnemen van zijn ambt als koster, zoo in het gewone middagluiden en avondluiden, het overluiden van de dooden, als anders te vigileren“.

Meester Boerrigter overleed op 22 februari 1782 te stad Hardenberg, op 62-jarige leeftijd. Uit het ontvangstboek van de diaconie blijkt dat hij op 2 maart 1782 begraven is.