Geschiedenis van de openbare lagere scholen in Sibculo

School gebouwd in 1820/1821. Afmetingen: lengte 5.16 el, breedte 5.16 el, hoogte 2.96 el. 

In 1828 schreef het hoofd van de school in Sibculo, G.J. Veurink, aan de gemeente Ambt Hardenberg over de bouwvalligheid van het kleine schooltje dat maar een lokaal telde. Dat heeft kennelijk geleid tot herstel van de gebreken, want in 1853 stond het er nog. De bevolking van de buurtschap had zich toen uitgebreid richting Kloosterhaar. Reden om een verzoek te richten aan de gemeente om ook daar een school te bouwen. De raad besloot in 1854 om een nieuwe school te bouwen voor de beide buurtschappen. De school werd gebouwd tussen beide buurtschappen in. In Sibculo stonden ze niet te juichen, want de kinderen zouden een grotere afstand moeten afleggen om de school te bezoeken. Na een door de gemeente ingestelde enquête wezen Gedeputeerde Staten het verzoek van de bewoners van Sibculo voor een eigen school af.

Het schooltje te Sibculo op kadastraal minuutplan 1832

In de Provinciale en Overijsselsche Courant van 13 april 1855 werd de bouw van een nieuwe school, gelegen tussen Sibculo en Kloosterhaar, aanbesteed:
“B. en W. van Ambt Hardenbergh zijn voornemens op vrijdag den 27 april aanstaande, des middags ten 12 ure, ten huize van den kastelein J.H. Venebrugge bij Hardenbergh in het openbaar aan te besteden: het bouwen van een schoollokaal tusschen Sipculo en Kloosterhaar, met leverantie van de benoodigde materialen, waartoe echter gedeeltelijk zal kunnen gebezigd worden de afbraak van het thans te Sipculo staande schoolgebouw. Bestek en teekening liggen vanaf heden in het gemeentehuis te Hardenbergh ter inzage. Aanwijzer G. Kelder, onderwijzer te Sipculo. Hardenbergh, den 11 april 1855”.

De aannemer werd B. Venebrugge. Afmetingen: lang 11,5 el, breed 5,55 en hoog 4.3.

School stond in 1859 op perceel G-433.

Begin 1891 schreef de schoolopziener aan burgemeester en wethouders over den geheel onvoldoenden toestand, waarin niet alleen het schoolgebouw, maar ook de meubelen verkeeren. Hij drong er verder op aan zowel uit een wettelijk als uit een pedagogisch en hygienisch oogpunt snel een geheel nieuwe school te bouwen. Eind mei 1891 was er echter nog niets gebeurd en dreigde de schoolopziener met de tussenkomst van het geneeskundig staatstoezicht in te roepen als niet voor 1 juli een aanvraag voor subsidie met overlegging van bouwkundige stukken ingediend zou worden. Het moest nog drie jaar duren voordat de nieuwe school er was. Op 5 oktober 1894 stelde het gemeentebestuur de school en de nieuwe woning ter beschikking van meester Jakob Duijtsch.
 
In 1907 werd de nieuwbouw van een openbare lagere school aanbesteed. In de Hepkema’s Courant van 24 juli lezen we:
“Herbesteding. Op woensdag den 31 juli 1807 des middags 12 uur zal door burgemeester en wethouders van Ambt-Hardenberg, in het gemeentehuis aldaar worden herbesteed: het bouwen van twee scholen met twee onderwijzerswoningen en twee afzonderlijke bergplaatsen, waarvan een school met onderwijzerswoning en bergplaats te Sibculo en een school met onderwijzerswoning met bergplaats aan de Schuinesloot, beide in de gemeente Ambt-Hardenberg, en zulks in twee perceelen en in massa. Bestek met twee teekeningen zijn tegen betaling van twee gulden verkrijgbaar (zoolang de voorraad strekt) bij den gemeente-opzichter W. Niemann, die tevens nadere inlichtingen verstrekt. Aanwijzing in loco op dinsdag den 30 juli a.s. te Sibculo des morgens 9 uur en aan de Schuinesloot des namiddags 4 uur”.
 
Utrechts Nieuwsblad, d.d. 20 juni 1908:
“Men meldt ons uit Almelo: Terwijl de gemeenteopzichter W. Niemann zaterdagnamiddag in de nieuw gebouwde openbare school te Sibculo, gem. Hardenberg, het werk nazag, met welk opzicht hij is belast, werd hij onverhoeds door den aannemer en twee zijner knechten aangegrepen en ergelijk mishandeld, zoodat hij bloedend werd verwond. De mishandelde, die tevens onbezoldigd rijksveldwachter is, zal van dit geval proces-verbaal opmaken, zoodat deze brutale aanranding voor den aannemer en zijne helpers wel leelijke gevolgen zal hebben”.
 

‘De Vechtstreek’, d.d. 8 september 1934:
“De drie openbare scholen te Bergentheim, Collendoorn en Sibculo zijn ingaande 1 september opgeheven. Het gemeentebestuur, vertegenwoordigd door den loco-burgemeester den heer Oostenbrink en den gemeentesecretaris den heer Resink heeft den 31 augustus de beide eerste scholen bezocht; en officieel gesloten. De heer Oostenbrink dankte de hoofden dier scholen, de heren Brouwer en Graatsma, voor wat zij gedaan hebben in ’t belang van het onderwijs in genoemde buurtschappen”.

Daarna moesten de kinderen van Sibculo naar Kloosterhaar voor het volgen van openbaar onderwijs.