Transcriptie en aanvulling van | op de afbeelding op pagina 148.

D. Hesselink-Zweers

bron: Jaarboeken van het koningrijk der Nederlanden, pag. 330-333, anno 1783. Ook verschenen in de Diemer- of Watergraafs-meersche courant. Amsterdam, 17-03-1783.

HARDENBERG.
Gelyk in Twente, zo zyn ook in Salland de kleine Steden yverig in net aanbieden van dankadressen aan derzelver Regeerders. De Burgers en Ingezetenen van deze Stad hebben door ses Leden, uit het midden van hun benoemd, aan hunne Regeerders den 7 February 1783 deze dankbetuiging doen overhandigen.

(in de kantlijn staat: Dankadres der Burgers aan de Regeering)

Wel Edele Achtbaare Heeren Burgemeesteren, Scheepenen en Raaden der Stad Hardenberg.

Offren andere kleine Steeden deezer Provintie thans billyk den Wierook van dankbaarheid aап haare braave Regeerders, voor derzelver loflyke pogingen tot herstel in zoodanige hunner Steeden Rechten en Vryheden, als zy en haare Burgeren nog voor weinig Jaaren onbetwistbaar bezeten hebben: Waarom zouen wy daar meede dan langer draalen? Aan wie toch voegd zulks beter dan aan U Wel Ed. Achtbare, – die daaromtrent van dezer Stadswegen, alles – zelfs ongenoopt en onverzocht van U Wel Ed. Achtb. goede Burgerye of derzelver Gezworen Gemeente hebt aangewend, wat in Uw vermogen was, ja daar meede zelfs anderen hebt voor gelicht; en die dus als waare Betrachters van Uwen Eed en pligt – als yverige Voorstanders van Uw Volk – en als wakkere Beschermers en Verdedigers van Stads Rechten en Vryheden, zonder eenigen anderen prikkel dan die van waare cordaatheid, hebt uitgemunt!

’t Is dan aan U Wel Edele Achtb. Heeren dat de ondergeteekende Burgeren en Ingezeetenen deezer Stad, met het innige genoegen, dit als een op recht Dank Offer, uit het diepste van hun hart, edelmoedig opgedragen, voor de volyverige pogingen vvaar meede, – en de loflyke handelwyze op welke – U Wel Ed. Achtb. ter herstelling van de Stads en Burgeren Rechten van Jagt en Уk, zich tot Hun Ed Mog. Ridderschap en Steeden en tot de Wel Ed. Hoog Achtb. Magistraaten onzer drie Hoofdsteeden Deventer, Campen en Zwolle, gewend hebben. – Wy zyn zulks aan U Wel Ed. Achtb. verschuldigd: Neemd dus tot dank aan’t geen wy vermogen: En vergund ons teffens, op dat wy niet vergeeten dien, die опs weldeeden, dat wy by deeze gelegenheid ook U Wel Ed. Achtb. Heer Secretaris dankbaarlyk gedenken voor deszelfs werkzaamen yver in het wel en volvaardig uitvoeren zyner Commissien in deezen door U Wel Ed. Achtb. aan hem gedefereerd [opgedragen].

Vaart voort Achtbaare Vaderen! in Uwe aangewende pogingen, en wy vleijen ons met een gewenscht einde. – Houdt niet alleen in dezen by onzen Hoofdsteden op het allerernstigst aan, op de naarkoming van derzelver bekend, Verbond met de kleine Steden; ten einde wy, ook nu de daadlyke uitwerking daar van genietende, door haar in onze deugdlyke Rechten en Vryheden mogen gehandhaafd en verdedigd worden: Maar draagd aan haar ook vervolgens voor, wat inbreuken en benadelingen ‘er al meer sedert de oprigting van ’t Utrechtse verbond aan andere Regten en Vryheden deezer Stad ondanks het 1ste Artikel van dat derbaare Paladium, zyn toegebragt; en begeert ook daar in haare bescherming.

Hier toe is ’t, dat wy U Wel Ed. Achtb. spoedige bevordering, eerbiedigst verzoeken; met uitdruklyke verzekering van onzen kant, dat wy bereidwillig zyn, om voornoemde onze Hoofdsteden ten allen tyde, is’ t nood, met alle onze magt, ja met lyf en goed, by te staan en te onderfteunen. Terwyl wy over U Wel Ed. Achtb. Persoonen en Familien, mitsgaders over derzelver raadslagen. de dierbaarste zegeningen des Allerhoogsten afsmeken, en, tefFen ons en de onze inU Wel Ed. Achtb. verdere gunstige Protectie aanbevelende, met verschuldigden eerbiedbetuigen te zyn,

(in de kantlijn staat foutief: Ootmarsum)

WEL EDELE ACHTBAARE HEEREN!

U Wel Ed. Achtb. Ootmoedige en Gehoorzaame Dienaaren – De ondergetekende Burger en Ingezetenen dezer Stad.

Dit adres is voldoende door de geheele Burgery, en onder dezelve ook door de Gezworene gemeente getekend. Na dat de ses Gecommitteerde uit de Burgery, benevens den jongen steller van dit adres, die geen burger was, gehoord verzogt, en verkregen hadden; wierden zy op ’t Stadhuis in de raadkamer toegelaten. Zy overhandigden daar het adres met eenen gepasten aanspraak, waarop zy verzogt wierden zig in de Archyfkamer te begeven. Hier eenigen tyd vertoefd hebbende, kwam de Secretaris van Riemsdyk by hen, en beantwoordde hun adres uit naam van de Regeering in dezer voege: “Waarde Меdeburgers! De Heeren van de Magistraat zyn zwaar gevoelig aangedaan, over de hartlyke dankbetuigingen, welke de goede Burgerye aan Hun heeft gelieven optedragen; en ik betuige myne groote verpligting voor die, waar mede dezelve ook teffens my heeft gelieven te vereeren: Terwyl Hun Wel Ed. Achtb. U laten verzekeren, dat zy ter verdediging van alle Hunne Stads Rechten en Vryheden, zullen voortvaaren met denzelven yver, waar meede zy begonnen hebben; gelyk ook, dat ze van de gedaane verzekeringen denBurgerye zullen kennis geven, daar zulks behoord”.

Waar na de Gecommitteerden nogmaals verzogten om te mogen binnen staan. Dus binnen getreden zynde, betuigden zy hunne dankzegging wegens het gunstig antwoord, en vroegen oorlof om nog een voorstel te mogen doen: ’t welk verleend zynde, verzogten zy, dat de Regeering de jongen steller van de voorsz. dankadres met het Burgerschap geliefde te beschenken. Dit wierdt dadelijk toegestaan, en die jonge steller van dat Geschrift, door het afleggen van den gewoonen eed, Burger gemaakt.