Gemeentearchief Hardenberg, Stadsgericht, toegang 001, inventarisnummer 6.

Register van resolutiën, keuren, rechten enz

inventarisnummer 6 | 1362, 1544-1780 (aangelegd in 1782)
NB: Schepenen en raden droegen 28 maart 1782 de secretaris J. van Riemsdijk op alle resoluties, die nog niet geregistreerd waren, voor zover nog te vinden, te kopiëren en aldus een register te vormen dat zou dienen voor het 1e deel van het resolutieboek. Het begrip resolutie is zeer ruim genomen. Achter in een inhoudsopgave | Zie ook regestnummer 1.

Boek van Resolutien der Stad Hardenbergh, 1e deel.

pag. 001-010 [met verklaring door Dinah Hesselink-Zweers]. (Bijlage 02 bij de Beschrijving der oudheid, oorsprong, gestichten en verdere merkwaardigheden, alsmede der rechten, voorrechten, vrijheden enz. van de Stad Hardenbergh door Jacobus van Riemsdijk, secretaris.)

Dijt sijnt onser Stadt Hardenborch wylkoer unde gerechticheijt als hijr nae volgen, dye sal men doen onderhouden by alsucken Brocke als hyr nae volget:

1. Item dat eerste gebot ys een pont ende ys eijn wytthe.
Item dat ander gebot ijs vijff pont.
Item dat deerde geboot ijs tijn pont.
Item vijerde gebott ijs XX pont.
Item dat vijefft gebot ijs XL pont, ellijck pont ijs Eyn (tyn?) wytthe.
Item dat seste ende leste ijs tachtentich pondt ellijck pont IIII butkens.
Item allen broke ijs by nachte Dubbelt.
    [De stadswet bestaat in 1502 uit 80 artikelen. In 1544 zij deze uitgebreid tot 94 artikelen. Wanneer men deze regelgevingen en besluiten niet naleeft zullen de volgende boetes moeten worden betaald, ingedeeld in zes categorieën, respectievelijk één, vijf, tien, twintig en veertig pond, elk pond bestaat uit een zogenaamde “witte”. Het zesde bedrag is tachtig pond, dit pond bestaat uit vier butkens of botjes. Overtredingen ’s nachts begaan, worden dubbel beboet.]

2. Item wije den anderen loechent in eernsten moede, der breekt der Stadt I lb.

3. Item wije den anderen Spreek an syn eer der Stadt I lb.
      [wie iemand expres voorliegt of in zijn eer aantast betaald een boete van een pond .]

4. Item wije den anderen Steeckt in sijn veel, offte in syn kleeder, vyff pont der Stadt.
      [wie iemand in zijn vel of kleren steekt.]

5. Item wee den anderen daget wt eene huijse offte nutt, ijn eernsten mode, der Stadt vijff pont.
      [iemand uitdagen in een huis of herberg.]

6. Item wye den anderen bloet wondet vijff pont.
      [tot bloedens toe verwondt.]

7. Item wye den anderen tegen loopett myt eenre bylen II pont.

8. Item wije den anderen mijt eenre bijlen bloetwondet X pont.
      [wie iemand aanvalt met een bijl, twee pond; vloeit er bloed dan tien pond.]

9. Item wije den anderen mijt eenre kannen, glase toyten ennich drijnk nae hem smijt II lb., toe raeken vijff pont, bloetwondet X lb: by nachte dubbelt.
    [wie iemand met een kan of glas drinken bekogeld, twee pond, als het raak is vijf pond, vloeit er bloed tien pond, gebeurd het ’s nachts dan wordt de boete verdubbeld.]

10. Item soe dair onrechtelijck offte ongerack gheschedt, mogen onsse Schepen Raet, offte twee Borgers dat onversegede mans synt sollen vreede gebeeden, wije den vreede weijgerde, offte hij sy gast, offte Borger dije breeke der Stadt tachtentych pont payment vurss dat mach men verhalen an all syn gueett bynnen offte buijten.
    [Als er onenigheid of ruzie is mogen de schepenen, de raad of twee burgers van onbesproken gedrag, vrede stichten. Als iemand dit weigert, ongeacht of het een gast of burger is, dan moet men tachtig gulden aan de stad betalen. Weigert men dit, dan wordt het verhaalt op zijn goederen die zich zowel binnen als buiten de stad kunnen bevinden. (hier zien we dat de magistraat ook recht spreekt over de vreemdeling)]

11. Item soe een borger ende gast kijvende worden den borger mach men beschudden buyten broke der Stadt.

12. Item offte ijennijch gast eenen boorger mijsdede daer kijfflijck van queme soe mochte den Borger vrijlicken roepen beholp van Borger, soe sollen dije Borger daer bij komen ende beschudden den borger bij vijff pondt ende brokeloes der Stadt.
    [Wanneer een burger of een gast ruzie maken dan zal de burger beschermt worden en geen boete hoeven te betalen. De andere burgers moeten hem in bescherming nemen op straffe van vijf pond.]

13. Item dije eene nae den anderen smeete op der straten mijt eenen steene II pont, raekede hem V lb.
    [Wie iemand op straat met een steen bekogeld, twee pond, als het raak is dan vijf.]

14. Item soe men van buijten smijt myt eenen steen int huyss vijff lb. Raeckt men eenen tijn pont bloetwonden XX lb.
    [wie een steen in iemands huis naar binnen smijt, vijf pond, raakt men iemand dan tien pond, vloeit er bloed dan twintig.]

15. Item off enijch man ghijenge offte lijepe in eens anderen huijs, ende woolde hem slaen, dat waer XL pont, ende leepe hij, ende slaech hem daer inne dat weer LXXX pont.
    [Als iemand bij een ander naar binnen gaat om hem te slaan dan kost dat vijftien pond, als hij hem in dat huis daadwerkelijk sloeg dan tachtig pond.]

16. Item wije in onse Stadt kompt bij nachte anders dan over dije Bruggen ende doer dye porten der Stadt vijff lb.
    [wie ’s nachts in onze stad komt en niet gebruik maakt van de bruggen of poorten, vijf pond.]

17. Item dije spreeckt op der Schepen eett, daer breckt an dije man X pont, ende dat wijff vijff lb., ende to beteren daer opgesprocken ijs dat ijs tot des rades seggen.

18. Item des ghelijckes van koernoten, vuerheeren, eeswrogers, dye onser Stadt eenen eedt ghedaen hebben.
    [wie de eed van de schepenen in twijfel trekt betaalt als man tien en als vrouw vijf pond en ter opvoeding zal de raad hierin beslissen. Hetzelfde geld voor de keurnoten, vuurheren en eswroegers (de schutters van het bouwland), die de eed hebben afgelegd (men mocht niet twijfelen aan de integriteit van de eedspreker).]

19. Item off ijeenich man in den Raedt gekoeren worde ende nijet weesen een wolde, den sal de men drije reisen keijsen, tot elcken koer breecke eenen Philippus schyltt, ende solde hy van stunden an opleggen ende daer solde hy als dan een ijaer quijt wesen.

20. Item dat des gelijkes vuerheeren koernoten ende eswroegers.
    [Als een man in de stadsregering wordt verkozen en hij weigert, dan zal men drie keer verkiezingen houden, elke weigering kost hem een Philippus schild, hij moet dit direct betalen en is alsnog een jaar kwijt (men werd altijd voor een jaar gekozen). Hetzelfde geldt voor vuurheren, keurnoten en eswroegers.]

21. Item offt ijeenich man off vrouwe queme in eens anderen huijs bij slaepender tyt, mysthede hem daer en boeven yst [lees: yts], daer en solde hem dije Raet nijet over Richten.
    [Wet tegen huisbraak: Als een man of vrouw tijdens bedtijd iemand anders huis binnengaat en er iets wordt vermist, dan zal de raad geen rechtspreken.]

22. Item weert sake dat ijemant des anderen vhuer oprakede naeden dattet geraket weer buijten oerloff des weerdes offte der weerdijnnen vijff pont.
    [Als iemand het (open) vuur oprakelt zonder toestemming van de waard of waardin, vijf pond.]

23. Item off daer ijemant gheene volle maethe off wijchte ghegeven en worde, daer der Stadt claege van queme tot eelker tyt een pont.
    [Als iemand geen goed geijkte maten of gewichten gebruikt, en dit klachten in de stad veroorzaakt, altijd een pond boete.]

24. Item van wath saken dat men in onser Stadt voer voele waethe opslaet, dat sij olij, heunijch, bootter offte andere dergelijcke waer, soe men dat int eerste opslaet soe salmen, dat ten eeijnde wtgeven bij vijff ponden, meen moet laeten affslaen sonder broecke meen moet nijet ophaelen als den sulven broecke vurss.
    [Wet tegen woeker: Alles wat in de stad in volle vaten wordt opgeslagen, zoals olie, honing, boter enzovoort, zoals men dat opslaat zo moet het ook verkocht worden, anders vijf pond boete, men moet laten afslaan zonder boete en als men ophaalt (opslaan, in prijs verhogen) dezelfde boete als hiervoor beschreven. (de laatste hoeveelheden uit een vat mogen dus niet duurder dan de eerste worden verkocht: wel goedkoper).]

25. Item off ennijch man broot incoffte, hy solde dat voort geven bij kleijnen plunck weerden als dat eerste ghegeve was.
    [Boete tegen woeker: Als iemand brood inkoopt, moet hij dat weer verkopen tegen dezelfde waarde.]

26. Item off ijemant hadde eene volle tunne beers dije solde op steecken bij rade der Schepenen, tot noede offte behoeff onser Borgerss, wije des weijgert dije broeke vijff pont.
    [Als iemand een volle ton bier heeft moet hij het opgeven bij de raad van schepenen (accijns?), dit komt ten goede aan de burgers, wie het weigert krijgt een boete van vijf pond.]

27. Item men sall gheenen borgeren bijeer weijgeren dije reeth gelt hefft, waert sake dat des ijemant dede, ende den Schepenen daer kleege aff queme dat der Stadt vijff poont, ende bijnnen eenre mandt ghene nerijnghe mijt tappen te doen.
    [Men zal een burger geen bier weigeren als hij contant geld heeft, doet iemand dat toch en de schepenen kregen hierover klachten, dan vijf pond boete en er mag een maand lang niet getapt worden.]

28. Item Soe en sal men genen Oeven noch Daeren setten buijten oerloff der Schepenen by vijff poond ende daer en teendes nummermer in te backen off toe melten.
    [Wet tegen brand: Men mag geen ovens of droogovens plaatsen zonder toestemming van de schepenen op straffe van vijf pond en daarin eveneens nimmermeer bakken of smelten.]

29. Item Soe en sall nijemant vhuer boeten in oeven noch in daren, dan by daghe, ten sy mijt oerloeff den Schepenen, off der Vhuerheeren waer dat daer ijemant boeven dede de breecke tot aller tijt vijff pont.
    [Wet tegen brand: Niemand zal vuur stoken in oven noch droogoven, behalve overdag, tenzij met toestemming van de schepenen of de vuurheren, anders vijf pond boete.]

30. Item wat vremet beer men veijle wijll tappen, sollen sij ghaen ende latent hem setten, ende sije sullen den Schepenen seggen mijt waarachtigen woorden wattet hem gecostet heefft, ende daer na solten hem dije Schepenen setten, dat sije hem daer an beholden moggen, dije daer een boeven dede dije breke der Stadt vijff poont.
    [Tegen woeker: Als men vreemd bier wil tappen, moet men bij de schepenen aangeven wat het heeft gekost, deze zullen hem daaraan houden op boete van vijf pond.]

31. Item men en sall gheen Heemburgher Bremer offt andere Coostell beer met lichteren bijere menghen als bij een pont.
    [Tegen woeker: Men zal geen Hamburger, Bremer of ander Coostell (Klooster?) bier met lichtere bieren mengen op boete van een pond.]

32. Item daer een sall nijemant bijnnen onser Stadt omme gaen bijdden anders dan dije Bijddende Oerde bij een pont.
    [In onze stad mag niet gebedeld worden, uitgezonderd de Bedelorde, boete een pond.]

33. Item daer een sall nijemant panden dan bij oerloff der Stadt.
    [Alleen met toestemming van de stad mag men beslag leggen op iemands goederen.]

34. Item wije der Stadt sys verseckt ende dat anders gevonden worde waerachtlijcken dat weer X pont ende bijnnen enre mandt ghen beer to tappen.
    [wie verzaakt de stads accijns te betalen en hierop wordt betrapt betaald tien pond en mag een maand geen bier tappen.]

35. Item dije Scepen en sullen gheenen sijs wth borghen boven ses tonnen bij oeren eede.
    [De schepenen zullen niet op goed vertrouwen borg staan voor de accijns als die voor meer dan zes tonnen moet worden betaald.]

36. Item de Schepenen sullen gelt offt pande overleveren des eersten Rechtdages, dije Pande sullen den derden pennijnck beter wesen dan den brooke ten weer dat sije overmijtz noet saken nijet gedoen en konnen.
    [De schepenen zullen geld of onderpanden op de eerste gerechtsdag inbrengen, de onderpanden zullen een derde meer waard moeten zijn dan de te betalen boete, anders wordt het beschouwd als niet gedaan.]

37. Item soe sullen alle dije Borgeschap wijnnen gheven eenen oelden schijlt oereen eeth toe doene mijt den gelde ende ten Schepenen seggen.
    [Allen die burger willen worden moeten een oud schild betalen en voor de schepenen de eed afleggen en het geld betalen.]

38. Item een Insijtter sall alle Jaer geven eenen halven schijlt, Schaedes, Dijenste ende alle onraett gelijck eenen anderen Borger.
    [Een zogenaamde ‘inzitter’ moet jaarlijks een half schild betalen en heeft dezelfde plichten als de burger, in hand- en spandiensten en waakzaamheid.]

39. Item daer en sall gheen Borger noch In woener doen ansprecken offte belasten mijt ijenijgen rechte anders dan voer onssen Schepenen waert sake dattet ijemandt anders dede, dije breecke der Stadt XX pont, ende all last, koost hijnder ende schaden aff tho doene.

40. Item daer en sall nijemant ijenighe daghe mane off borge breve brengen offte wederhaelen op onsse borger offt borgerscheen als bij vijff ponden.
    [Geen burger noch inwoner zal iemand voor het gerecht dagen anders dan voor onze eigen rechtbank van schepenen. Mocht iemand je voor een vreemde rechtbank dagen, dan staat daar een boete op van twintig pond en betaling van alle lasten, kosten, hinder en schade. De burgers en burgeressen mogen alleen door hun eigen rechtbank berecht worden. Niemand anders mag dagvaardingen, aanmaningen of borgbrieven op hen verhalen, boete vijf pond.]

41. Item off onser Stadt Baede ijemant tho hues queme omme pande, daer op solde hij pande wijsen, offt Pantweeringe doen, bij eenen ponde. Indijen hij bijnnen kerspels weere, daer op mach sijn wijff Pant-keringe doen, op haers mans kompst, ende dat sal men den booden van wegen … (niet ingevuld).
    [Als onze stadsbode bij iemand aan huis komt om hem te ‘panden’ dan moet die een onderpand aanwijzen of de panding weigeren op straffe van een pond. Als hij binnen het kerspel woont mag zijn vrouw pandkering doen tot terugkomst van haar man.]

42. Item off ijenich van des rades wegen wte weer ende hem daer boven wees myschede dije breke an eelcken persoon XX lb. ende der Schepenen genaede. Ende des gelijcken Voerheeren Eeschwrogers.
    [Als iemand van de raad afwezig is en zich niet afmeldt? dan elk persoon twintig pond en vergeving van de schepenen vragen, evenzo de vuurheren en eswroegers.]

43. Item wes Schepen en Raet mijt den Kornoten klaereet daer en sall gheen recht meer boeven ghaen.
    [Als schepenen en raad met de keurnoten een uitspraak doen (claring), dan is dat de hoogste rechtspraak.]

44. Item weert sake dat ijenijch man hoorde eenijghe Dingen dije onssen Raede andragende weeren, dat sollen sije trouwelijcken anbrengen ende dat een solden dije raet nijet melden bij oeren Eede.
    [Als iemand iets hoort wat onze Raad betreft, dan moeten ze dat vertrouwelijk aanbrengen en onder ede verklaren.]

45. Item alle dije ghe dije onssen raeth eenen eedt gedan hebben dije moeghen eenen ijtlijcken van Stadt broke beschuldigen, offt sije dat gesijen hebben, ende daer en sall nijemant onschult boeven doen.
    [Zij die voor onze Raad de eed hebben afgelegd, mogen een ander van stadsbreuk beschuldigen, als ze dat gezien hebben en niemand kan dan nog zijn onschuld aantonen.]

46. Item off ijemant den anderen Ansprecke, dat den Schepenen onredelijcken duchte wesen, ende luden, en dije ghene dije also ansprocken worde, daer reedelijcken op antworde ende woolde vijnnen offte rechtes blijven bij den Schepenen, dat sullen dije Schepenen scheijden, dat sullen beyde Partijen lyden, sunder weder seggen off ijenijges rechtes daer en boeven.
    [Wanneer iemand de ander voor het gerecht brengt, wat in de ogen van de schepenen ondeugdelijk is of klinkt, en degene die aangesproken wordt daar redelijk op antwoordt en wel bevindt dat het recht blijft aan de schepenen, dat zullen de schepenen scheiden en beide partijen zullen boeten, zonder tegenspraak of andere rechten.]

47. Item wess dat voor den Raet ghescheijden wort van stunden an enen pander voer dat geldt, dije pande te verstaen, bijnnen drije dagen.
    [Vanaf het begin af aan moet de pander het geld afdragen voor de raad en de panden binnen drie dagen.]

48. Item alle pande dije verwijlkoert sijnt dije staen drije dage nae der opbadinghe.
    [Alle panden die volgens de regels zijn ingenomen blijven staan tot drie dagen na de bekendmaking van openbare verkoop.]

49. Item offt ijenijch Borger langer wthe weer dan ses weecken, soe sal men eenen ijgelijcken Richten an syn guet bij oerloff der schepenen.
    [Als een burger langer dan zes weken van huis is, dan mag men alleen met toestemming van de schepenen op zijn goederen beslag leggen.]

50. Item off ijenijch borger mijt ijenigen gast to doene hadde daer by hem dije borger rechtes blijven wolde bij schepenen, soe solden dije schepenen den gasten seggen datse hem bescheijdelyken deden offte hij moste nae der tyt dije Stat schuwen ende weert sake, dije gast offte gaste daer en boven in de Stadt quemen dat waer tot eelcker tyth X pont bij der sonnen wt der Stadt.
    [Als er een kwestie is tussen een burger en een gast en de schepenen besluiten de gast de toegang tot de stad te ontnemen, als de gast of gasten toch weer in de stad worden gesignaleerd dan krijgt men een boete van tien pond en wordt uit de stad verwijderd bij zonsopgang.]

51. Item off ijenich borger enijch guet an name te vercoepen off hem hadde ijemant gelt off guet gedaen over te brengen ende nijet anghescheede, daer claege aver queme der Stadt vijff pont ende den kleeger een pander voor sijn guet offte geeldt.
    [Als een burger goederen aanneemt om te verkopen of aan iemand geld of goederen meegeeft om af te geven en dit niet wordt gedaan, als er klachten over komen, vijf pond voor de stad en de klager een onderpand voor zijn goed of geld.].

52. Item alle panden dije den schepen gesath sijnt sollen sije vercoepen tot der Stadt beesten.
    [Alle onderpand die bij de schepenen in bewaring zijn gegeven zullen ze verkopen tot voordeel van de stad.]

53. Item wanneer een ijtlyck pander eens gepanth hefft ende dije myt Stat rechte opgebodett ende vervolligett hefft ijs dat hij van der selver sake meer pandinge sullen nae der opbodinge by der sonnen verstaen.
    [Als een pander iets in onderpand heeft en volgens stadsrecht bekend maakt dat hij dit wil verkopen dan mag hij van deze zaak meer bekendmakingen bij daglicht.]

54. Item wije voor enijgen Stadt brocke lovet dije loevet oeck voer dije Zoene.
    [Wie een stadsboete looft, die spreekt ook goed voor een verzoening.]

55. Item weert sake dat ijemant In den scheijde gebloett wondett worde, daer brecke een ijtlijck alsoe voele an als an sijn weeder Parthijen.
    [Als iemand die probeert in te grijpen tot bloedens toe verwond wordt, dan moeten beide partijen evenveel betalen.]

56. Item weert sake dat ijemant heijmelijcken enijch guett huijsede offt howede daer ijemant synre schult meede affhendych ghemakett woorde dije breke tot elker tyt vijff pont, ende dije schult to betalen.
    [Als iemand stiekem goederen verdonkeremaant en dan voorgeeft zijn schulden niet te kunnen betalen, die krijgt een boeten van vijf pond en moet alsnog de schuld betalen.]

57. Item wije up eenen waegen tijmmert off syn guet dar op vlogent, dan mach men van stunden an besaten buijten brocke onsser Stadt.
    [Wie op een wagen timmert of zijn goed daarop neerlegt (zijn huis maakt), dan mag men dat direct in beslag nemen, zonder boete voor onze stad.]

58. Item weert sake dat ijemant syn gueth also hadde verwaepent offt vergheven, dat daer nijemant pande krijgen en konde, daer sullen dije Schepenen kercken spraeke van laten gheschen, dat den voort meer nijemant love offte Borghe, want sije en wijllen daer en tendes nyemande over rijchten.
    [Als iemand zijn goederen vervreemd of weggeeft zodat niemand het als onderpand kan nemen, dan laten de schepen kerkenspraak houden dat in of bij de kerk afkondigen, zodat niemand in de toekomst nog aanbiedt om borg te staan.]

59. Item Soe waer enen koep gekoofft woort, den koop mach een borger halff nemen, off hij datt tho tijde deede.
    [Als een koop is gesloten dan mag de burger er alvast de helft nemen.]

60. Item weert sake dat ijenijch borger den anderen dije helffte bekoofft hadde, den koop een darff hij nijett holden.
    [Tegen woeker: Als de ene burger de anderen de helft verkoop, dan is hij daar niet aan gehouden.]

61. Item Eene vrouwe mach oer kleeder In oer leeste vor oeren Bijchtvader gheven dije tot oer lijve hoert datt sall staentachtich weesen.
    [Als een vrouw op haar doodsbed ligt mag zij aan haar biechtvader haar kleding weggeven.]

62. Item weert sake dat ijemant hadde ontijdich ffuer in sijn huess, dije solde van stunden an wapen wapen roepen weert sake dattet ijemant versweege ende nae ghevonden worde, dattet alsoe weer, dije broocke tott eelcker tyt vijff pont, der Stadt, by nachte dubbelt.
    [Wanneer iemand op een onbehoorlijke tijd vuur in zijn huis heeft moet hij direct de noodkreet: wapen wapen roepen, als iemand dat verzwijgt en het lekt uit, dan vijf pond boete en ’s nachts het dubbele.]

63. Item weert sake dat ijemant wapen gheruichte makede buyten noetsaken, dije brecke tot elker tyt vijff pont.
    [Als iemand ten onrechte wapen roept dan wordt het beboet met vijf pond.]

64. Item weert sake dat dije Raett mijt onssen borger ijenighe saken toe doene hadden des sije nijet eens gheworden een konden. Soe waer als dan dat meeste deell hen wolde, dat solde dat mijnste deell volgen, sunder weeder seggen.
    [Democratie: Als de raad met de burgers een meningsverschil heft en ze kunnen het niet eens worden, dan zullen de meeste stemmen gelden, zonder tegenspraak.]

65. Item Soe en sullen ghene Eswroegers noch Vhuerheeren ijemande nijet quijth gheven als bij oeren eede.
    [De eswroegers noch vuurheren moeten zonder aanziens des persoons hun beëdigde ambt uitvoeren, mogen dus niemand iets kwijt schelden.]

66. Item weert sake dat onsse Vhuerheeren offte Eschwrogers ijemande panden, ende hem ijemant weijgerde pande to doene voor den broocke, soe mochtteen sije off oer bode van stunden an henn nemen, ende don sij eenich wederstandt, soe solden Scepen unde raet oer hant strecken buijten enijgen brucke.
    [Als onze  vuurheren of  eswroegers iets van iemand, die een overtreding heeft begaan, in beslag wil nemen en het wordt geweigerd, dan mogen zij of hun bode hen gevangen nemen en als ze weerspannig zijn zullen schepenen en raad ‘hun hant strecken’ (berechten?), zonder boete.]

67. Item daer en sall nyemant onsser Stadt guett In dragen buijten oerloff der schepenen als by vijff pond.
    [Niemand mag goederen in onze stad brengen zonder toestemming der schepenen, boeten vijf pond.]

68. Item daer en sall nijemant haegen blooten noch wijlligen beschijnnen bij vijff ponden.
    [Niemand zal hagen of wilgen van zijn takken ontdoen, boete vijf pond.]

69. Item men sall nijet visschen In onsser Stadt graven dan bij oerleff der schepenen als bij vijff pont.
    [Niemand zal vissen in onze grachten zonder toestemming der schepenen, boete vijf pond.]

70. Item men en sall nijet dijken noch enijghe korver maken in onsser stadt beeken offt water als by vijff ponden.
    [Niemand mag dammen of viskorven aanleggen in stadsbeken of het -water.]

71. Item men sall nijet hoeger wedden dan bij een emmer bijers als bij eenen ponde, en dije wedde doett.
    [Men zal bij een weddenschap niet meer inzetten dan een emmer bier.]

72. Item men sall nijet dobbelen omme rijede geldt dan om eijn gelach van XX placken dat men terstont voert verdrijnck anders dan omme noethe, appelen off dergelijcken als bij eenen ponde, ende dat solde dije weerth off weerdinne ghelden daer datt in den huijse gscheede.
    [Men zal niet dobbelen om baar geld, wel om een rondje ter waarde van twintig plakken, dat direct moet worden opgedronken, of om noten en appels en dergelijke, de boete moet worden voldaan door de waard/waardin van de herberg.]

73. Item weert sake dat ijemandes kijnder enijghe appele noete erweijten bonen offte dergelycken, ijemande nemen ende daer klaghe van queme, dat weer deer stadt vijff pont ende dat solden dije olders betalen den dije kijnder tho horen.
    [Wanneer een kind appels, noten, erwten, bonen enzovoorts steelt en er wordt over geklaagd, dan moeten de ouders van die kinderen de boete betalen.]

74. Item een ytlijck sall syne straten vor synen huijse holden ende waeren buten schaden der Stadt.
    [Iedereen zal de straat voor zijn huis schoonhouden zodat de stad geen hinder heeft.]

75. Item wanner datt ijemant Borger woorde so sall hij alle lastelijcke saken eerst affdoen. End kompt hem enijghe lastelijcke saken daer nae an daer sullen dije Borger guet ende quaett truwelijcken mijt malkanderen teen eijnde wth draghen.
    [Wanneer iemand burger wil worden moet hij eerst schoon schip maken. Als er nadat hij burger is geworden nog lasterlijke zaken aan het licht komen, dan zijn de burgers verplicht goed en kwaad vertrouwelijk met elkaar te delen.]

76. Item weert sake dat ijenijghen Borger enijghe lastlijcke saken an quemen daer hije Rechtes bij onssen rade blijven wolde daer solden onsse Schepenen unde raet sijne daghe op holden up syne koost des gheens dije sije up sijne dach begeert hadde.
    [Wanneer een burger belasterd wordt en recht wil halen voor schepenen en raad, dan zullen kosten in rekening gebracht worden.]

77. Item weert sake dat dije eene borger den anderen doet sloege, dije brecke der Stadt tachtentich pont dije veertijch pont, elyck pont IIII butkens ende dije anderen vijertich pont eelck pont twe butkens. Ende daer en boeven jaer en dach wt der stadt tho blijven ten weer sake dattet hy eer van den vronden scheyden konde.
    [Wanneer een burger een medeburger dood, kan hij dit afkopen met tachtig pond, de helft in ponden van vier butkens en de andere veertig pond bestaande uit elk twee butkens. Bovendien wordt hij uit de stad verbannen voor een jaar en dag, na zich verzoend te hebben met de nabestaanden.]

78. Item alle dije ghene dije valde achter oeren hues hebben dije sullen den meess van der Stadt mueren rumen twee voet als bij twee pont.
    [De mestvaalt achter iemands huis mag niet dichter dan twee voet bij de stadsmuur liggen op straffe van twee pond.]

79. Item weert sake dat ijemant den anderen to borge sette ende daer hij schade by kreeghe den schaden solde hem dije ghene rijchten daer hij vor geloevet hadde oeck woe dije schaede tho queme.
    [Iemand of iedereen moet iemand hebben die borg voor hem staat, als hij schade kreeg zou degenen die daarvoor de eed had afgelegd voor hem de schade betalen aan wie die toekwam.]

80. Item wije daer meer dan eens in den Seent gewroget wert anders dan van eene saeken dat weer tot elker tyt vijff pont.
    [Wanneer iemand meermaals voor de ‘sende’ synode of kerkelijke rechtbank wordt aangebracht zonder een echte zaak dan een boete van vijf pond (de stad bezat dus ook de geestelijke of kerkelijke rechtsdwang, een kerkvergadering waar alle burgers verplicht waren te komen).]

81. Item in den jaer van M ende V hondert ende twe, doe overdrogen de gemenen Raet off daer jemant weer van onsen Borgerss dije den anderen syn Landt dat hije in pachten noch hadde, ende woldet hem verhoegen, dije broecke der Stadt vijff pont, ende de Pachtinge sall dan, van gene weerden wesen.
    [In het jaar 1502 werd door de gemeenteraad besloten dat hun burgers die aan iemand land verpachtten, en de pacht wilden verhogen, de stad vijf pond boete moest betalen en de pachting zou niets waard zijn.]

82. Item Smaendages nae onsser Vrouwendach Concepcio In den van XVc ende IIII doe overdrogen onsse gemene voerluijden, dat nijemant, den anderen Weerpens weijgeren en sall noch vercoepen bijnnen noch buijten bij veerlese der heeler vracht. Indijen dat enijch borger varen wyll, ende weert sake, dat daer gene borger varen en wolden, noch en konden. Soe mochte hije sije laten waer hee konde. Ende dije heelffte van der vracht sall dije Stadt hebben. Item oeck en sall nijemant weerpen hije en sall sije selven voeren ende en sal sije nijet weder over gheven, oeck by verlijese soe veele als dije vracht wesen solde.
    [’s Maandags na onze vrouwendag Conceptio 1504 werd een verdrag gemaakt onder de voerlieden. Niemand zou een ander ‘weerpens’ weigeren of dit verkopen, binnen noch buiten, bij verlies van de hele vracht. Wanneer een burger wil ‘varen’ (reizen per wagen of schip) en niemand van de burgers hem wil of kan vervoeren, dan mocht hij ze laten waar hij kon, en de helft van de vracht was voor de stad. Ook zal niemand ‘weerpen’ maar zal zelf voeren en niet weer uit handen geven, bij verlies van zoveel als de vracht waard is?]

83. Anno X Aldus sullen dije Vhuerheeren wrogen. In t eerste daer sije unbehoet vuer vijnden, dat ijs een pont den Vhurheeren.
    [In 1510 werd geschreven welke delicten de vuurheren zouden aanbrengen. Ten eerste kregen zij een pond voor het vinden van onbeheerd vuur (zie de gehele vuurcedule in Rondom den Herdenberg 2008).]

84. Item wije Vlass in den oven offte vuer bij sijne meelck seeth een pont.
    [Wie vlas in de oven of vuur bij zijn melk zet, een pond.]

85. Item men sall nijet swijngen noch hekelen noch vhuer in den Oeven noch in dooren boeten noch ghene keersen ghijeten bij nachte elker ponthe een pont. Waert sake dat eenijge vrouwe offte maeget naerre den vuer hekelde dan ses hamer voet tot elcker tijt en pont den Vuerheeren.
    [Men zal ’s nachts niet zwingelen (vlas ontdoen van vezels) noch hekelen (de laatste restjes afval verwijderen) noch vuur in de oven noch in droogovens stoken noch kaarsen gieten, voor elke overtreding boete van een pond. Als een vrouw of meisje bij het vuur hekelde binnen zes hamervoet (oude lengtemaat) dan konden de vuurheren de boete van een pond innen.]

86. Item men en sall ghene keersen buijten huijses dragen sunder luchte tot eelker tijt bij eene quarte bijers.
    [Men mocht geen kaarsen buitenshuis dragen zonder lamp, boete een quarte bier.]

87. Item wanner dye Vuerheeren, dije wake nijet besorget en vijnden tot elker tijt eene quarte bijers.
    [Wanneer de vuurheren niet hun ronde doen kost hun dat een ongeveer een liter bier.]

88. Item waer dije Vhuerheeren den ijshaken ende dije kuse nijet en vijnden tot elker tyt eene toyte beers.
    [Wanneer de vuurheren geen yshaak of kuse (soort riek, speer) vinden dan een boete van een tuit (kan) bier.]

89. Item wanner sij ghebijeden dat men keeren sall, off water voer dije doer tho setten sullen sije schouwen ende wije des nijet en dede dije breecke tot elker tyt eene quarte bijers.
    [Wanneer zij gebieden dat men de straat moet schoonhouden of water voor de deur te zetten dan zullen ze inspecteren. Wie het niet doet krijgt een bier boete .]

90. Item alle bode dije, dije vuerheeren gebeijden dije sal men doen ende holden, tot elker tyt by eenre quarte bijers.
    [Alle geboden die de vuurheren gebieden die zal men opvolgen op straffe van een ongeveer een liter bier.]

91. Item Soe sullen dije vuerheeren omme gaen to alleen XIIII daghen ende schouwenn, ende waer daer eene wthe so solden dije twee omme gaen weeren dije twee uthe so solde dije deerde mijt onssen Stadt boden omme gaen als bij oeren eede. Dije wakers sullen blasen des sommers toe thijn uhren ende des wijnters to acht uhren by eene toijte beijrs tot elker tijt.
    [De vuurheren zullen om de veertien dagen met z’n tweeën rondgaan voor inspectie, wanneer een vuurheer uit de stad is dan zal de derde meegaan. Wanneer twee vuurheren de stad uit zijn dan moet de derde de stadsbode meenemen en zo hun ambtelijke eed vervullen. De wakers zullen ’s zomers om tien uur blazen en ’s winters om acht uur op verbeuring van een kan bier.]

92. Item allen voerss brooke sullen dije Vuerheeren wt manen bij eenre mandt ende en sullen nijemant nijet quijth gheven als by eeren eede.
    [Alle voorschreven boeten zullen de vuurheren volgens gezamenlijke afspraak (toe mande= vennootschap, bondgenootschap, gemeenschappelijk)  invorderen en niemand iets kwijtschelden zoals ze bij ede beloofd hebben.]

93. Ende weert sake dat ijemant weederstandt dede off doen wolde, ende gene pande off gelt op toe leggen soe mochten sije pande antasten sije weeren Inne offte uthe buijten broke onser Stadt.
    [Wanneer iemand weerstand biedt of wil bieden en er geen geld of onderpand wordt gegeven dan mogen ze beslag leggen op zowel onderpanden binnen als buiten, zonder overtreding onzer stad.]

94. Anno XVc ende XLIIII op dach Petri ad Cathedram Sijnnen Scepen unde Raedt mijt dije gemene Borgeren eijn drachtlycken tsamen verdragen ende overkommen. Dat so wanner nu vort an ijemant van onse borgere angelanget woort ende gedinget op sijnen eeth sall dije Ansprecker hij sij, bijnnen offte buijten gesetten van ijder eeth den hije nijmpt, den Schepen geven eijn kanne wijns. Dan so veerer verwerder in den onrechten bevonden weerdt sal hije den Anlegger dat sulvige weeder omme geven, vorbeholden, off eijn borger angelanget weerde om eijn getuich der waerheijt tseggen dair sall onse borger off buten sate nijet van geven dan dat gewontlijcke zegell gelt.
    [Anno 1544 op sint Petersdag ad Cathedram (22 februari was verkiezingsdag) zijn schepenen en raad met de gewone burgers vriendschappelijk overeengekomen, dat van nu af aan als iemand van ons voor het gerecht worden gedaagd om onder ede iets te verklaren, dan zal de aanspreker, waar ook vandaan komend, van iedere eed die hij afneemt, de schepenen een kan wijn geven. Als de verweerder het onrecht heeft begaan dan zal hij de aanlegger het teruggeven, onder voorbehoud of een burger gedaagd werd om een getuigenis af te leggen dan zal onze burger of ‘buten sate’ niets geven dan het gewoonlijke zegelgeld.]

N.B. Zie ook Gemeentearchief inventaris 7 en Statenarchief Toegang 0003.1, inventarisnummer 794 met een iets andere grammatica.

Zie ook de gedrukte versie in VEREENIGING TOT BEOEFENING VAN OVERYSSELSCH REGT EN GESCHIEDENIS- EERSTE DEEL – ZESTIENDE STUK. N.V. DEVENTER BOEK- EN STEENDRUKKERIJ VROEGER FIRMA J. DE LANGE – 1925.


172-176.(Bijlage 35 bij de Beschrijving der oudheid, oorsprong, gestichten en verdere merkwaardigheden, alsmede der rechten, voorrechten, vrijheden enz. van de Stad Hardenbergh door Jacobus van Riemsdijk, secretaris.).

    [ 1713-01-12.]

Mortificatie van het recht van Issue of Exue van Hardenbergh ten aanzien van Amsterdam, van den 12 Januarij 1713.

    [1713-02-28.]

Mortificatie van Amsterdam ten aanzien van Hardenberg issue en exue, gesloten 1682-04-27 (Groot memoriaal folio 163 stad Amsterdam) – erfenissen en nalatenschappen.

Mortificatie van Amsterdam vice versa van den 28 Febr. 1713.


257-259.(Bijlage 23, 24 en 25 bij de Beschrijving der oudheid, oorsprong, gestichten en verdere merkwaardigheden, alsmede der rechten, voorrechten, vrijheden enz. van de Stad Hardenbergh door Jacobus van Riemsdijk, secretaris.)

Ten derden.

De hier nog aanwezig zijnde oude Gerechts-plaats, heden ten dage nog het Galgen-Veldjen genaamd; waarop de Stad, of derzelver Magistraat het Hals-Gerichte of Lijfstraflijke Rechtsgebied geoeffend heeft zijnde, na het voorbeeld van nabuurige Landen, als bij voorbeeld de Graafschap Bentheim, in het bij den Stalbrink of aan den Belt voor dezen geweest zijnde zoogenaamd Gerichte etc., op de Grensen van der Stads-Vrijgeid tegen Brucht gelegen.

Wij ondergetekenden, Harmen Nijman, oud ongeveer Negen en zeventig jaaren, Gerrit Dijk, oud ongeveer Zeven en zeventig jaaren, en Gerrit Lugt oud ongeveer Zeventig jaaren, getuigen en verklaren mids dezen voor de oprechte waarheid, die wij des verëischt, een yder voor zich, met Eede sterken zullen: Dat wij geboren, opgevoed en woonächtig zijn alhier ter Stede; – dat ons uit dien hoofde van onze jeugd af aan, het Hardenberger-Veld zeer wel bekent is; – dat wij daarïn ook zeer wel kennen, zeker boven den omliggenden grond een weinig verheven Heuveltjen, tans nog het Galgen-Veldjen genaamd, gelegen binnen dezer Stads-Vrijheid, niet verre van de Grensen van de Boerschap Brucht, tegens den zoogenaamden Assieskamp; dat dit Galgen-Veldjen, in een bijna ronde gedaante, als het waare door een sloot of smalle Graft omringd schijnt geweest te zijn; dat wij in onze jeugd wel dikwijls van oude Menschen hebben horen verhalen, dat op dit Galgen-Veldjen een Galg en een Rad hadden gestaan, en dat het eene Gerichtsplaatze was, waaröp de Stad Hardenbergh, of de Burgermeesteren derzelve, halsgerichte gedaan of geoeffent hadden; dat wij ook zelven, op hetzelve Galgen-Veldjen, in onze jeugd nog wel gekent en gezien hebben, stukken van Paalen, die nog over eind stonden, en boven den grond ter hoogte van een of twee voeten afgebroken waren, en die ons als overblijfzelen van Galg en Rad wierden aangewezen; en dat wij ook wel gezien en ondervonden hebben, dat deze stukken of overblijfzelen van Galg en Rad naderhand weg geraakt waren, doch dat de gaten waar in ze gestaan hebben, tans nog volkomen zichtbaar zijn.

Hermen Nijman.
Gerrijt Dijk.
Dit is + het merk van Gerrit Lugt.

Actum Hardenbergh den 27 Augustij 1700 een en tachtig.

Erschenen, na voorgaande citatie Harmen Nijman, Gerrit Dijk en Gerrit Lugt, en hebben, ad perpetuam rei memoriam, na voorhoudinge van de zwaare meineeds straffe, met solemneelen Eede erhouden, dat zij de bovenstaande attestatie de dato dem 27 Augustij 1781, eigenhandig hebben ondertekent, en dat dezelve de zuivere en oprechte waarheid behelsd. Adderende de beide laatstgemelde Getuigen, Gerrit Dijk en Gerrit Lugt, dat zij in hunne Jeugd, de Beesten in het Veld hoedende, dikwijls om de Paalen, die op het Galgen-Veldjen gestaan hebben, als Kinders gespeeld hadden; en dat zij gisteren, om het Galgen Veldjen nog zoo veel te naauwkeuriger te kunnen aanwijzen, met hun beiden na het zelve toe geweest waren, en het bevonden hadden ongeveer Negentig Treeden in den omtrek groot te zijn, en dat het zelve van Assies-kamp ongeveer Driehonderd en vijf en zeventig Treeden gelegen was.

Ita actum coram Schepenen B. van Borne en F. Bussemaker, te Hardenbergh dem 27 Augusti 1700 een en tachtig, en met het Stadszegel bekrachtigd.

In fidem atque me præsente.

L.S.


260-262.

Terwijl, dat dezelve plaats bereeds ten jaare 1550, en wie weet hoe lange te vooren, onder den naam van ’t Gerichte al bekend was, uit de volgende kondschap blijkt: Ick Bruyn Blanckvoort in der tijth Rom’ssr Keysr met onss aller ijl here Rechter ten Hardenborch bekenne ende betuge myt dussen apenen bezegelden scyne dat voir my gecommen is int gerichte daer ick sath als ick myt rechte solde myt myne cornoten hyr nabess. Rolof Aimsing, Geerdt Jenting, Henrick ten Nyenhuyss, Geerdt Hanning, Johan ter Bocket, Geerdt Oelreking, Lambert en Johan Watering tsamptlicken ingesetten buyren.