Toen, op 13 december 1934: bodemvondsten in Gramsbergen.

In het Algemeen Handelsblad van 13 december 1934 stond deze foto van de archeologische vondsten die men had aangetroffen bij graafwerk op de zgn. ‘Steen’ bij Gramsbergen. Men had een aantal oude beeldjes en een geweer gevonden, toegeschreven aan het voormalige kasteel of de havezate Gramsbergen.

Meer over de geschiedenis van de havezate leest u op onze website.


Toen, op 27 oktober 1860: bijna verdronken in de Dedemsvaart.

De Provinciale en Overijsselsche Courant anno 1860:

“Gramsbergen, 27 october. Voor een paar dagen was de landbouwer J.H. bezig met eenige boekweit uit eene schuit op den wagen te laden. Zijne dochter, een meisje van 16 jaren, was op het voer met laden bezig, toen de wagen achteruit liep en in de Dedemsvaart stortte. Het meisje viel in het water en werd dadelijk door de boekweit bedekt, terwijl het paard, dat aan den wagen vastgebonden zat, in het water rond spartelde. Gelukkig dreef de boekweit uiteen, en kwam het meisje weer boven, kort bij den kop van het paard, waarop zij dat dier om den hals greep en spoedig daarop gered werd. Het paard werd losgesneden en insgelijks gelukkig op het drooge gebragt”.


Toen, op 12 november 1953: opening van de Prinses Ireneschool te Gramsbergen.

1112_Prinses_Ireneschool

Op 12 november 1953 vond de officiƫle opening plaats van de school aan de Hattemattestraat in Gramsbergen: de Prinses Ireneschool. Onder levendige belangstelling opende burgemeester De Goede de nieuwe openbare lagere school. Nadat de burgemeester gewezen had op de bouwvalligheid van het oude gebouw sprak hij over het nieuwe dat als een vooruitgeschoven post tot verfraaiing der gemeente Gramsbergen te zien is. Het modern ingerichte schoolgebouw met zijn helder rood pannendak en een ruimte speelplaats maakte een aardige indruk, aldus het Sallands Volksblad.


Toen, op 08 september 1824: windhoos over Gramsbergen.

0908_zegel_Swam

Het was alsof vandaag de wereld verging…; met deze woorden zou je de angst van de Gramsbergenaren in een paar woorden kunnen samenvatten. Ontsteld zagen zij toe hoe op een zonnige herfstmiddag, de achtste september van het jaar 1824, de dag in ijltempo veranderde in een ijzingwekkende duisternis. Vanuit het zuiden naderden met onvoorstelbare snelheid dik opeengepakte wolken. De luchtgesteldheid nam een vreselijke gedaante aan. Met geweldig gedruis werd een enorme ronddraaiende windhoos geformeerd.

Slechts kort voor de windhoos het centrum van het plaatsje bereikte, boog deze af over de Oldenhof alwaar ze grote verwoestingen aanrichtte. De mensen vluchtten – voor zover ze konden – de huizen binnen en bleven verschrikt op de grond liggen. Het lawaai wat men hoorde was van het inslaan van ramen, het verbrijzelen van de ruiten en het wegwaaien van dakpannen. Complete daken vlogen de lucht in. De zwaarste en oudste bomen werden met wortel en al uit de grond gerukt. Zware koppen en takken van bomen werden in de lucht opgenomen en op enige afstand weer neergeworpen. De hekken en roeden (wieken) van de daar staande korenmolen van mulder Bosch werden afgeslagen. Een wiek werd met zeil en al door de storm meegevoerd en op meer dan een uur afstand (lopen) nog boven in de lucht gezien. Het was onbekend waar de wiek was neergekomen. De bij de molen staande schuur werd omver geworpen en geheel verbrijzeld. Vier paarden werden onder het puin bedolven. Even later konden ze, zonder te hebben geleden, daaronder vandaan worden gehaald. Op de molen zelf bevonden zich ten tijde van de windhoos vijf personen. Zij zagen niets anders dan hun dood voor ogen. Wonderwel werden allen gespaard. De molen werd in zijn geheel iets opgelicht en ongeveer een palm (oude lengtemaat) verderop neergezet.

Zo snel als de windhoos kwam, vertrok ze ook. Al slingerende baande ze zich een weg in de richting van Holthone alwaar nog een groot aantal bomen werd beschadigd. Het zeer levendige verslag van deze ‘zwarte dag’ in de geschiedenis van Gramsbergen is geschreven door burgemeester Willem Swam en werd ongewijzigd overgenomen door de redacteuren van de Provinciale en Overijsselsche Courant.


Toen, op 03 september 1776: de onverdeelde marke ‘Gramsbergen, Loozen en Radewijk’.

0903_Radewijk


Vandaag gaan we een heel eind terug in de tijd, namelijk naar het jaar 1776. Op die dag werd in Gramsbergen een zgn. ‘interrogatoria’ gehouden, een verhoor onder ede. Het woordelijk verslag van dat verhoor is bewaard gebleven in het contentieus archief van het voormalig schoutambt Hardenberg. We laten hieronder de transcriptie woordelijk volgen:

“Wij ondergetekende, alle getogen en geboren te Gramsbergen, verklaaren hier mede ter requisitie van de heer Grave van Rechteren, heer van Gramsbergen, dat ons zeer wel bewust en kenlijk zij, dat Gramsbergen, Losen en Radewijk ter heide en weide gemeen zijn, en een en dezelv de onverdeelde markte uitmaken, en ook altijd als soodanig met heiden, weiden en andersints door ons, en ook door de andere ingesetenen, en wel in het bijzonder door de ingesetenen van het stedeken Gramsbergen, zo veer ons geheugd, gebruikt zij en nog gebruikt word. Dat de voornoemde ingesetenen van het stedeken Gramsbergen bijna alle woonen op de grond van de heer Grave van Rechteren, en dat zij aan denzelven ’s jaarlijx voor die grond een zeker stuiver geld, de een meerder de ander minder, betaalen. Dat die van Gramsbergen, Loosen en Radewijk altijd, zo lang het ons geheugd, de wegen ijder in hun district en boerschap gemaakt hebben, zonder dat die van de andere boerschappen zig daar mede bemoeit hebben, als wel eene enkele reis daartoe verzogt zijnde, of uit bijzondere reden.

Zijnde ons verder ook zeer wel bekent dat het veld tusschen Lindelte en de kampen en huisen van Radewijk gelegen, gehoort onder de boerschap Radewijk en dat de weg die van de grensen der graafschap Bentheim door die boerschap langs het erve Hanekamp, na de Kooij onder Gramsbergen schiet, in dat velt gelegen is, gelijk ons vorder ook zeer wel bewust is dat Lennep een erve zij, gelegen in de boerschap Ten Velde, en dat de steen, staande op de Melenberg, de graafschap Bentheim en de boerschap Radewijk van elkander scheid. Wetende wij vorders al mede zeer wel dat de heer Grave van Rechteren tot Gramsbergen, eigenaar zij van het erve de Slingenberg, het welk voor het grootste gedeelte gelegen zij in de boerschap Ten Velde, dog ook in de onverdeelde markte van Gramsbergen, Losen en Radewijk gewaard zij, ten minsten in deselve heid en weid. Hebbende wij ook wel gekend Derk Geerts, Jan Baarslag, Hans Willem Weerts, Harmen op de Kooij en Albert Arends van den Slingenberg, welke alle reeds overleden zijn. Gramsbergen, den 3 september 1776″.