De havezate Heemse was vanouds een riddermatig goed, waarvan de eigenaren verschreven werden in de ridderschap en steden de staten van Overijssel. Het landgoed was in de voorbije eeuwen eigendom van de adellijke families Van Uterwijck, Van Raesfelt en Van Foreest. 

(Gefantaseerde) tekening van Huize Heemse, toegeschreven aan Jacobus Stellingwerf, ca. 1723.
Fragment van kaart van P. de la Rive, ca. 1730.
Inschrijving in het ondertrouwboek van de kerk te Heemse, anno 1750.
Het huwelijk werd op 6 september 1750 voltrokken op Bellingeweer.

Isaac Reinder baron van Raesfelt en Clara Feyoena van Sytzama vertrokken na hun huwelijk naar havezate Den Alerdinck in Laag-Zuthem bij Heino (een erfenis van de baron) en daar woonden ze een jaar of twee voor ze naar de havezate Heemse verhuisden. Daar werd in 1757 hun enige kind, Armgert Ebella Juliana, geboren. Zij werd op 16 oktober gedoopt in de kerk te Heemse.

Op 24 januari 1780 overleed op Huize Heemse de 22-jarige Ermgard Ebella Juliana baronesse van Raesfelt, de jonge echtgenote van Christiaan Lodewijk graaf van Rechteren. Zij was in 1757 geboren, ook op de havezate in Heemse, als dochter van de heer van Heemse, Isaac Reinder baron van Raesfelt en Clara Feyoena van Sytzama. Ermgard was al op 17-jarige leeftijd getrouwd met de toen 30-jarige graaf Van Rechteren. Uit hun huwelijk waren twee kinderen geboren: Maria Clara (in 1777) en Reinhart Isaac (in 1779). Laatstgenoemde stierf, net als zijn moeder, op 22-jarige leeftijd, ongehuwd. Dochter Maria Clara zou in 1796 huwen met jonkheer Jacob van Foreest, waardoor de havezaten in Heemse, Collendoorn en Gramsbergen vererfden op de familie Van Foreest. De rouwbrief bij het overlijden van Ermgard is bewaard gebleven. Het verteld ons dat ‘de vrouwe van Collendoorn’ (haar officiële titel) zeven maanden lang had geleden aan een zgn. uitteerende ziekte waardoor haar lichaam dusdanig was verzwakt dat ze aan de gevolgen ervan overleed. Zeer waarschijnlijk werd Ermgards lichaam begraven in het graf van Huize Heemse in de Witte- of Lambertuskerk in Heemse.

Fragment van tekening, gemaakt door militair ingenieur Matthias Adriaan Snoeck, ca. 1783.

In 1791 werd het landgoed Heemse door landmeter N. ten Wolde in kaart gebracht. Het resultaat ervan, zijn tekeningen, zijn bewaard gebleven in het Drents Archief. Op 15 en 16 november 1791 tekende hij deze kaarten.

Tekening van N. ten Wolde, anno 1791 (met handmatige aanvulling van huidige straatnamen).

Op 3 november 1795 approbeerde schout J.G. Pruim op Huize Heemse de gesloten testamenten van Isaac Reinder baron van Raesfelt en echtgenote Clara Feyoena barones van Raesfelt née van Sytzama. De dichteres (1729-1807) bracht het grootste deel van haar leven door op Huize Heemse. Na haar overlijden ging de eigendom van het landgoed over op haar schoonzoon jonkheer Jacob van Foreest.

Inschrijving in het trouwboek van de kerk te Gramsbergen.

Schout J.G. Pruim registreerde op 7 juli 1796 de akte van huwelijksvoorwaarden van de hoogwelgeboren heer Jacob van Foreest, jongman, als bruidegom ter eenre, zijnde wegens deszelvs minderjaarigheid ter dezer zaake geadsisteerd, zoo veel nodig, met deszelvs vader de hoogwelgeboren heer Nanning van Foreest, vrijheer van Petten en Nolmerban, en Maria Clara graavinne van Rechteren, jongedochter, als bruid, ter andere zijde; zijnde zij bruid ter deezer zaake geadsisteerd met haaren vader de hoogwelgeboren heer Christiaan Lodewijk graave van Rechteren tot Collendoorn. Verklaarende zij comparanten bruidegom en bruid, respectivelijk geadsisteerd als vooren, hun wettig voorgenomen huwelijk te hebben aangegaan en te zullen voltrekken op conditien en voorwaarden hierna beschreven:
Eerstelijk is geconditioneerd dat tusschen de voorz. aanstaande echtgenooten geene de minste gemeenschap van de door hun bij dit huwelijk aan te brengene of staande hetzelve te acquirerene goederen, zal plaats hebben; als wordende dezelve gemeenschap bij dezen expresselijk uitgesloten zo en als naar Landrechte.
Ten anderen is geconditioneerd dat de schaaden en voordeelen op een yders goederen, zoo mobile als immobile, actiën en crediten, staande dit huwelijk te vallen, mede buiten gemeenschap zullen zijn; doch dat de revenuën, renten en opkomsten van die aan te brengene en staande huwelijk te acquirerene goederen, actiën en crediten in gemeenschap, en tot voortzetting en onderstand dezes huwelijks komen zullen, en wel zoodanig dat ook de winst en verlies staande dit huwelijk van die revenuën, renten en opkomsten komende of veroorzakende, in gemeenschap zullen zijn.
En ten derden is geconditioneerd dat door de voorz. aanstaande echtgenooten, na solemnisatie dezes huwelijks, dewelke noch heden staat te geschieden, zal worden opgemaakt en getekend eenen behoorlijken staat en inventaris van zijne en haare respectivelijk aan te brengene goederen, zo en als naar rechten.

In de kantlijn van bovengenoemde akte staat een aantekening van dezelfde schout, gedateerd 24 juli 1808, waarbij Jacob en Maria Clara gezamenlijk verklaarden dat genoemde voorwaarden vernietigd moeten worden, en als nooit gepasseerd of opgericht te zijn geweest. Houdende het alzo daarvoor alsof dezelve acte nimmer ware aanwezig geweest en wij in gemeenschap van goederen waren getrouwd.

Op 4 januari 1801 overleed Isaac Reinder baron van Raesfelt. Clara Feyoena schreef in een rouwbrief, gericht aan de gravin Van Rechteren tot Almelo: 
Het heeft den Vrymachtigen God behaagd, mijnen tedergeliefden echtgenoot, den hoogwelgebooren gestrenge heer, Isaac Reinder, baron van Raesfelt, in leven heer van Heemse, gister avond om 11 uur aan verval van kragten, vergezeld van waterzucht, uit dit leven in de eeuwigheid overtebrengen, in den ouderdom van bijkans 78 jaaren. Hartgrievend is voor mij deze gevoelige slag, daar ik met den overledenen ruim 50 jaaren door den huwelijksband ben verbonden geweest; dan ik wensche den Heere te zwijgen, mij aan Zijn aanbiddelijk bestier te onderwerpen, en hope op Deszelfs ondersteuning. Hebbe mij verpligt gevonden U Hooggeboren hiervan kennisse te geven, met toebidding, dat ’t Gode behage, U Hooggeboren lange Jaaren voor alle treurige gevallen te bewaren. Waarmede blijve Hooggeboren Vrouw en Nicht. U Hooggeboren Ootmoedige en bedroefde Dienaresse C.F. Douairière van Raesfelt, geboren van Sytzama. Heemse den 5 January 1801.

Uit overlevering is bekend dat prins Naraschkin, aanvoerder van het Kozakkenleger dat de Fransen verjaagde, op 20 november 1813 zijn hoofdkwartier van Huize Heemse overbracht naar Zwolle.

Op 9 mei 1807 registreerde schout J.G. Pruim een akte op Huize Heemse. Hij had op 24 augustus een verzegelde blikken doos in bewaring gekregen. Deze doos werd geopend in aanwezigheid van Christiaan Lodewijk graaf van Rechteren tot Collendoorn, jonkheer Jacob van Foreest tot Petten en zijn vrouw Maria Clara van Foreest, geboren gravinne van Rechteren en de neef en executeur van de testateuren genaamd Derk Joachim Willem Jan baron van Raesfelt tot Elsen. In de ontzegelde blikken doos werden bevonden een testament uit 1796, een uit 1800 en een codicil uit 1802. Het eerste couvert met zeven gave zegels werd geopend en daarin verklaarden de heer en vrouwe van Heemse elkaar te benoemen tot universeel erfgenaam. Na hun beider dood moest het geopend worden. Hun universele erfgenaam is kleinzoon Reinhart Isaac graaf van Rechteren of Maria Clara gravinnen van Rechteren of beide. 

In 1817 werden Jacob van Foreest van Heemse en zijn nakomelingen door koning Willem I in de adelstand verheven met het predikaat jonkheer. Ook werd Jacob benoemd in de ridderschap van Overijssel.

Overijsselsche courant, 7 november 1817.

Op 12 december 1820 hield notaris Antoni van Riemsdijk een boedelinventarisatie op den Huize Heemse, no. 56, te Heemse, op verzoek van de hoogwelgeboren heer jonkheer Jacob van Foreest van Heemse, weduwnaar en boedelhouder van wijlen de hoogwelgeboren vrouwe Maria Clara gravinne van Rechteren, lid van de Ridderschap dezer provincie en breedgeërfde, domiciliërende op den Huize Heemse, zo voor zichzelven uit hoofde der gemeenschap van goederen tusschen zijn hoogwelgeborene en deszelfs wijlen ehevrouwe bestaan hebbende en als derzelver mede-erfgenaam voor een-vierde gedeelte haarer nalatenschap en als vruchtgebruiker van een ander vierde gedeelte derzelve, krachtens haar testamentaire dispositie op den 2 februari 1813 gepasseerd, als in naam en kwaliteit van vader en wettigen voogd van Willem Jan Petrus van Foreest, student in de rechten aan de Hooge School te Utrecht, oud 20 jaaren, Nannette van Foreest, oud 15 jaaren, Christina Louisa van Foreest, oud 13 jaaren, Theodora Sophia van Foreest (oud 9 jaaren) en Christina Ebella Cornelia van Foreest (oud 7 jaaren), deszelfs minderjarige kinderen (aktenr. 240). Tot de vele onroerende goederen behoorde de vanouds riddermatige havezathe en goed Heemse, liggende in het dorp van dien naam ter gemeente het Schoutambt Hardenbergh, bestaande:
1. uit den Huize Heemse, no. 56, bevattende behalven de kelder vijf grotere en kleindere vertrekken, eene zaal, gang, trap-bordes en bordeskamertjen, alsmede eene keuken op de eerste verdieping, voorts op de tweede verdieping acht grotere en kleindere vertrekken, mitsgaders een gang, trap-bordes en bordeskamertjen, en hebbende eindelijk over dit geheel een spatieuse zoldering;
2. uit de tot denzelve Huize gehorende twee bouwhuizen, staande ter weerszijden voor hetzelve tegen elkanderen over op de bassecour, en hebbende het rechter of noordelijke behalven eene mangel- en eene bakkamer, een koetshuis, domestiquen en knechtskamer en paardenstallinge en hebbende voorts over dit geheel eene hooij- en graan-zoldering; terwijl het linker of zuidelijke behalven eene melkkamer en kelder, mitsgaders eene waschkamer, bestaat uit eene ruime dorschvloer en vheestalling, en over dit alles uit eene hooij- en koorn-zoldering;
3. uit eene ruime bassecour voor – en tuin achter en ter weerszijden van den Huize, tezamen groot een bunder, dertien vierkante Nederlandsche roeden, vierenvijftig dito ellen, eenentwintig dito palmen en vierentachtig dito duimen;
4. uit de Tuinmanswoning, hebbende eene keuken, kamer en deel, staande onder numero 0 op den zogenaamden Hulsebosch-kamp in het Bosch of de Plantage ten zuidwesten den Huize Heemse, gebouwd ten jaare 1809;
5. uit een tuinschuurtjen, staande in het zogenaamde Sterrenbosch in het Bosch of de Plantagie ten noordoosten den Huize Heemse, gebouwd ten jaare 1808;
6. uit een hooijberg, staande op Hulseboschkamp achter de voorschreevene tuinmanswoning, gebouwd ten jaare 1819;
7. uit een heeren-, dames- en domestiquen-bank ten noordoosten op het choor in het kerkgebouw van Heemse, de in hetzelve gebouw aanwezige grafkelder en verdere familie-graaven;
8. uit een heeren-, dames- en domestiquen-bank in de kerk te Hardenbergh, noordoostelijk op het choor in dezelve;
9. uit veertien bunders, negentien vierkante Nederlandsche roeden, zevenentwintig dito ellen en drieënzeventig dito palmen boschgrond, genaamd de Plantagie of het Bosch van Heemse, liggende ter weerszijden en ten westen den Huize Heemse, beplant zederdt den jaare 1808 met verschillende jong plantsoen en hebbende daarteboven nog 723 stuks opgaande eiken- en denneboomen van vroeger plantsoen, de meesten van geen waarde; terwijl daarteboven in hetzelve worden gevonden de navolgende parceelen akkermaalshout als het Freulen-boschjen, de Nieuwekamp, de Konijnenkamp (deze drie plantsoenen van den jaare 1809, 1810 en 1811), om Arninks-oude-kamp, de Vossenbosch, om de Oude- en Nieuwe-kamp, de Lijsterbosch om Volkerinks-oude-kamp, de Slangenbosschen, de Einde van de Plasmans-akkers, op en bij de Haverkamp, de Lange Allée en het land van Nijkamp, om Kromhofs Konijnenkamp, de Hoekbosch bij den Hessenweg, het Jagers-bosch, om den Konijnenkamp, het Nachtegaals-bosch, de Geer met den Uithoek in den Brand, om Veldsink-kamp en het Tortelduiven-bosch enz. enz.

Notaris Antoni van Riemsdijk registreerde op 25 juni 1821 een akte op den Huize Heemse, no. 56 te Heemse, en wel in de zaal van denzelven huize, rechts de gang en uitziende met vier vengsterramen op den tuin. Voor de notaris compareerde (verscheen) mejuffer Maria Esther Meerkamp, zonder beroep, inwonende op den huize Heemse. Zij was meerderjarig en ongehuwd. Zij was lichamelijk ziek en was als zodanig ter neder liggende in een pavilloen, staande in de voorschreven zaal. Ze was geestelijk wel gezond, aldus de notaris. Zij liet die dag haar testament vastleggen. Zij stelde tot algemeen legataris van haar nalatenschap de hoogwelgeboren jonkheer Jacob van Foreest van Heemse, als een gering blijk van erkentelijkheid wegens haar jarenlang bewezen toegenegenheid en zorgen… (aktenr. 82).

Opregte Haarlemsche Courant, 14 augustus 1823.
Overijsselsche Courant, 15 mei 1827:  ‘eene doode dochter’…
Overijsselsche courant, 5 februari 1830. 
Overijsselsche courant, 11 juni 1830. De naam van het zoontje: Willem Nanning.
Fragment van oorspronkelijke kadastrale minuutkaart, anno 1832.

Op 22 november 1842 werd door notaris Van Roijen te Zwolle, in het lokaal De Beurs aldaar, publiek aan de meestbiedende verkocht, het blote eigendom van één-zevende aandeel in het landgoed Heemse, bezwaard met het vruchtgebruik ten behoeve en gedurende het leven van jonkheer Jacob van Foreest van Heemse. Dat bestond uit een kapitaal heeren-huis, twee bouwhuizen, arbeiderswoningen, tuin, weiden, tuinmanswoning, bosschen, plantsoenen, bouw-, hooi- en weidelanden en heidegronden, aldus de Overijsselsche Courant van 1 november 1842.

Op 22 november 1847 verleed notaris Swam te Gramsbergen op den Huize Heemse een hypotheekakte op verzoek van jonkheer Jacob van Foreest van Heemse. Deze verklaarde oprecht en deugdelijk schuldig te zijn aan:
– Salomon Izak Goudsmit, koopman te Meppel, de somma van 16.000 guldens;
– Mozes Simon Frankfort, koopman te Meppel, de somma van 5.000 guldens;
– Salomon Simon Frankfort, koopman te Meppel, de somma van 5.000 guldens
en dus tezamen de somma van 26.000 guldens. Als onderpand voor deze leningen verbond hij o.a. zijn een-zevende aandeel in de onverdeelde eigendom van het Huis Heemse (aktenr. 1477).

Op 20 maart 1851 begon notaris Swam uit Gramsbergen met de eerste inzate van de openbare veiling van onroerend goed van jonkheer Jacob van Foreest, waaronder een-zevende gedeelte van het Huis Heemse met de twee daarvoor staande bouwhuizen’. Het ging als 24e kavel onder de veilinghamer. Op 28 april volgde de definitieve veiling, waarbij Berend Venebrugge het hoogste bod uitbracht ad 4400 gulden. Echter, de notaris noteerde: Hierna aan genoemden Berend Venebrugge verzocht zijnde om twee borgen te stellen, zoo heeft hij zulks geweigerd, verklarende tegen den verkoop eenige aanmerkingen te hebben, waarna echter den heer comparant qualitate qua verklaard heeft hem als kooper te houden. Hierna genoemde Venebrugge verzocht zijnde alhier ten blijke van dien te teekenen, heeft hij zulks geweigerd. Maar hij zat eraan vast… (aktenr. 1740).

Notaris Willem Swam verleed op 13 december 1852 een hypotheekakte op verzoek van Berend Venebrugge, grondeigenaar te Venebrugge. Deze verklaarde 2000 gulden schuldig te zijn aan mr. Isaac Antoni van Roijen, advocaat en notaris te Zwolle. Als onderpand voor de lening verbond hij zijn een-zevende aandeel in het Huis Heemse en twee daarvoor staande bouwhuizen met gronden en wheeren, sectie B-1180, een een-zevende gedeelte van 3 volle whaarsaandelen in de marke van Heemse en Collendoorn (aktenr. 1958).

Opregte Haarlemsche Courant, 7 april 1854.

De Provinciale en Zwolsche Courant van 11 april 1854 schreef:
Van onderscheiden zijden wordt de wensch geuit, dat het fraaije landgoed Heemse (Ambt Hardenberg) na den dood des heeren J. van Foreest van Heemse, het eigendom van 1 welgesteld persoon moge worden; opdat de liefhebber van wandelen zich in de schoone dreven van dit goed nog lang moge verlustigen en de fraaie bosschaadjen niet geveld worden. Ook de botanie heeft verpligting aan deze streek; getuigen de vele geneeskrachtige kruiden die er door liefhebbers zijn opgespoord.

Na het overlijden van de hoogwelgeboren jonkheer Jacob van Foreest, op 24 maart 1854, vererfde Huize Heemse op diens nazaten. Geen van hen had er kennelijk belang bij het pand te bewonen. Mogelijk waren de kosten voor het onderhoud en in stand houden van de havezate te begrotelijk. In ieder geval werden al in augustus van datzelfde jaar bij openbare verkoop grote hoeveelheden roerende goederen, als tafels, stoelen, kabinetten, kasten, kisten, speeltafels, tapijten, karpetten, ledikanten, bedden, damast, bedlinnen, schilderijen, goud, zilver en porselein, bij opbod verkocht (aktenr. 112). Ook de bibliotheek werd van de hand gedaan. Opmerkelijk was dat er na de veiling een artikeltje in de krant verscheen waarin werd gemeld dat er ook een schilderijtje was verkocht, waarvan de nieuwe eigenaar van mening was dat het de ‘echte Kenau Simon Hasselaar’ van Rembrandt van Rijn zou zijn. Hij had het doek op de veiling gekocht voor f. 2,60 maar had inmiddels een bod van f. 600,- afgeslagen…

Overijsselsche Courant, 4 augustus 1854.
Provinciale Drentsche en Asser courant, 19 augustus 1854.
Provinciale Drentsche en Asser Courant, 2 juni 1855.
Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 13 juli 1855.

In juli 1855 werd het ‘aanzienlijk en van alle gemakken voorzien heerenhuis, het Huis Heemse genaamd, bevattende 16 kamers’ publiekelijk geveild. Ook gingen andere onroerende goederen, zoals de boerenerven het Luggers, het Schreurs en het Geerts onder de veilinghamer. De hoogste bieder voor het landgoed Huis Heemse bleek Hendricus Nicolaus van Roijen. De volledige veilingsakte uit 1855 hebben we getranscribeerd en toegankelijk gemaakt. Daaruit citeren we hier:

Eerste perceel: de opstal van een heerenhuis, het huis Heemse genaamd, staande te Heemse, gemeente Ambt Hardenberg, kadastraal bekend onder sectie B numero 1180, gedeeltelijk. De premie van inzate van dit perceel is bepaald op tien gulden. 
Tweede perceel: de opstal van het noordelijk bouwhuis, staande bij het heerenhuis voormeld, onder Ambt Hardenberg, kadastraal bekend onder sectie B numero 1180, gedeeltelijk. De premie van inzate van dit perceel is bepaald op twee gulden.
Derde perceel: de opstal van het zuidelijk bouwhuis, staande bij het heerenhuis voormeld, onder Ambt Hardenberg, kadastraal bekend onder sectie B numero 1180, gedeeltelijk. De premie van inzate van dit perceel is bepaald op twee gulden.

Indien de vorenstaande drie perceelen worden gekocht zonder dat dezelfde kooper mede aankoopt het volgende perceel, zijnde de grond waarop die gebouwen staan, alsdan moet de
kooper dezer drie perceelen deze gebouwen afbreken en van de plaats vervoeren. Hij heeft het regt de daarvan komende afbraak te plaatsen op het terrein van numero 1180, doch niet
langer dat tot primo mei achttienhonderd zesenvijftig, alsdan moet alles afgebroken en weggevoerd zijn, op verbeurte, ten behoeve van den kooper van den grond, van alles wat dan
nog aanwezig zijn mogt, moetende de grond op dat tijdstip vrij en ongehinderd worden opgeleverd. Deze bepalingen zullen mede moeten worden nageleefd en van toepassing zijn,
wanneer de vorenstaande drie perceelen door twee of drie verschillende personen mogten worden gekocht, een een dier koopers mede eigenaar worden mogt van het volgende perceel, als dan gelden deze bepalingen ten aanzien van die perceelen, welke niet door den kooper van het volgende perceel zijn aangekocht.

Vierde perceel: een perceel grond, groot zesenveertig roeden, negentig ellen, daaronder begrepen de grond waarop voorschreven gebouwen zijn staande, gelegen te Heemse, Ambt Hardenberg, kadastraal bekend onder sectie B numero 1180. De inzetpremie voor dit perceel wordt bepaald op een gulden. De kooper van dit perceel moet gedoogen dat de daarop staande gebouwen, voor zoo verre die door anderen zullen worden aangekocht, worden afgebroken en weggevoerd en hetzelfde blijft alzoo tot den eersten mei des volgenden jaars ter beschikking van de koopers der drie vorige perceelen.

Alle landerijen werden in de veilingsakte bij naam en kadastraal nummer genoemd. Zodoende is deze akte een prachtige bron voor veldnamen in Heemse. We hebben er een aantal toegevoegd aan deze kaart met veldnamen.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant, 1 mei 1863.

In het Nieuw Amsterdamsch handels- en effectenblad van 31 juli 1863 lezen we:
Hardenberg, 29 julij. Gisteren had deze en naburige gemeenten de eer door Z.Exc. den Commissaris des Konings dezer provincie bezocht te worden. Z. Exc. onderhield zich zeer minzaam met den burgemeester en leden van den raad, gaf zijn genoegen te kennen over de verfraaijing der stad en den bloei der gemeente; terwyl Z. Exc. hoopte en vertrouwde, dat de raad verder zou voortgaan om de welvaart der gemeente voor goede wegen en kanalen te bevorderen. Vervolgens begaf Z.Exc. zich naar de gemeente Ambt-Hardenberg om aldaar ’s namiddags audiëntie te verleenen en ’s nachts op den huize Heemse bij den heer van Roijen te logeren. 

Op 16 november 1868 vond de openbare aanbesteding plaats van de afbraak van het Huis Heemse. Na het overlijden van de eigenaar, de vroegere commissaris van de koning mr. Isaac Antonie van Roijen, besloten zijn erfgenamen dat het pand moest worden afgebroken. Een van die erfgenamen was Hendricus Nicolaus van Roijen, de burgemeester van Ambt Hardenberg die het pand als laatste bewoonde. Hij had het jaar ervoor een nieuwe woning laten bouwen, namelijk de villa Nijenstede in Heemse. Kennelijk was het opknappen van het oude herenhuis op de havezate Heemse te kostbaar en gingen kosten voor de baat. Afbraak was de enige optie. Daarmee kwam formeel een einde aan de geschiedenis van de oude havezate Heemse.

De advertentie luidde:
Het afbreken van het kapitaal Heerenhuis Heemse, staande te Heemse, gemeente Ambt Hardenberg. Bestek en voorwaarden, waarnaar deze aanbesteding zal plaats hebben, zal ter lezing liggen bij den logementhouder A.H. van Munster te Hardenberg, terwijl informatiën te bekomen zijn bij den heer J. van der Sanden te Ambt Hardenberg, en aanwijzing zal worden gedaan den derden en tienden nov. e.k., telkens des voormiddags van 10 tot 12 uur. De inschrijvingsbiljetten moeten vrachtvrij voor den 16 nov. e.k. worden ingezonden aan den weled. gestr. heer mr. J.H. van Roijen, advocaat en notaris te Zwolle, ten wiens kantore des ’s morgens te 9 uur tot het openen derzelve zal worden overgegaan. Ambt Hardenberg, 27 oct. 1868.

Kadastrale hulpkaart, anno 1869.
Kadastrale veldwerkkaart, anno 1869.

De landelijke krant ‘Het nieuws van den dag: kleine courant’ van 29 oktober 1886 bevatte deze aankondiging:
De notarissen G. de Meijier te Heemse en W.C. van Reede te Zwolle, zullen op zaterdag 30 october 1886, ’s middags 12 uur, in het Hotel Van Munster, te Stad Hardenberg, finaal verkoopen: Het Landgoed ‘Heemse’, bestaande uit een flinke boerderij met schuren en uitmuntende bouw-, wei- en hooilanden, benevens uitgestrekte en welig groeiende dennen- en akkermaalsbosschen, een en ander ter gezamenlijke grootte van ruim 60 hectaren en gelegen aan weerszijden van den grintweg te Heemse, bij Stad Hardenberg, in de onmiddellijke nabijheid van het in aanbouw zijnde station van den Stoomtramweg van Heemse naar het Spoorwegstation Dedemsvaart.

Kadastrale minuutkaart, anno 1936.
Luchtfoto, anno 1961. De contouren van de oude havezate zijn nog goed zichtbaar.
Origineel geogerefereerd minuutplan, gecombineerd met een topografische kaart anno 2022 (met dank aan: Bertus Nabers).