Op zondag 13 augustus 1944, ’s nachts om 01.30 uur, kwam vanuit Duitsland een Op zondag 13 augustus 1944, ’s nachts om 01.30 uur, kwam vanuit Duitsland een brandende Lancaster LM658 aangevlogen. Het stortte neer tussen Bergentheim en Mariënberg, op een perceel heidegrond van G.J. Scholten. In de omgeving van het wrak werden de lijken van drie bemanningsleden gevonden. Zij werden geïdentificeerd als: Christopher Holland, Benjamin Ramsden en Robert Stanley Williams. Het lichaam van Laurence Roy Watts werd later onder het toestel gevonden. De eerste drie jongemannen werden op 15 augustus 1944 begraven en Watts vier dagen later.

I

De Lancaster was de dag voor de crash opgestegen met een bemanning van acht, in plaats van de gewoonlijke zeven. Hun doel was Braunschweig. Op de terugweg kwamen ze onder vijandig vuur te liggen. Daarbij werd hun toestel getroffen.

Aan boord waren de bemanningsleden:
– pilot Harold (Bill) Paston-Williams uit Dorking, Surrey;
– 2nd pilot – Christopher Holland uit Horsham, Sussex;
– navigator – Gerald Hood uit Croydon, Surrey;
– bomb aimer – Benjamin Ramsden uit Bradford, West Yorkshire;
– flight engineer – John Downie uit Kilmarnock, Ayrshire;
– wireless operator – Laurence Roy Watts uit Fawler, Oxfordshire;
– mid upper gunner – Robert Stanley Williams uit Queensferry, Flintshire;
– rear gunner – Bruce Arnold David uit Hamilton, Ontario, Canada.

Toen het toestel door een Duitse Messerschmit was aangeschoten en in brand vloog, zat Benjamin Ramsden het dichtst bij het voorin geplaatste ontsnappingsluik. Het lukte hem om het luik te openen en te springen, gevolgd door zijn maten Gerald Hood, Christopher Holland en Bill Paston-Williams (onbekend in welke volgorde). Kort erna explodeerde het toestel, brak het in tweeën en stortte het ter aarde. Helaas overleefde Ramsden het niet. Wat de precieze toedracht van zijn overlijden was, is onbekend. Mogelijk heeft zijn parachute niet gefunctioneerd.

Piloot en leider van het squadron, Bill Paston-Williams raakte even bewusteloos, maar kwam in de lucht weer bij en kon nog net op tijd zijn parachute ontvouwen. Hij kwam hard neer in een weiland en verwondde zich daarbij aan knieën en hoofd. Het lukte hem om met veel moeite, midden in de nacht, aan te kloppen bij een boerderijtje alwaar hij meteen werd verzorgd. Hij overleefde de oorlog en overleed in 1976. Zijn oorlogsbelevenissen werden later door zijn zoon op schrift gesteld.

Laurence (Laurie) Roy Watts, anno 1941.

John ‘Jock’ Downie had ook heel veel geluk. Hij bekwam slechts kleine verwondingen toen hij uit het brandende vliegtuig sprong. Ook hij kwam in de lucht bij van de explosie en kon op tijd aan de koorden van zijn parachute trekken. Hij werd opgepikt door Nederlanders die hem snel via de ondergrondse in veiligheid brachten.

Gerald Hood was veilig geland, maar bij het verlaten van het brandende vliegtuig had hij ernstige brandwonden aan zijn benen opgelopen. Helemaal alleen, in shock en onzeker over zijn positie en locatie, werd hij al snel gevonden door verzetsman Jan Piksen. Dat was zijn geluk. Hij werd snel opgenomen door de ondergrondse die hem medisch verzorgden, onderdak boden en burgerkleren gaven. Helaas werd Hood een paar maanden later opgepakt, overgebracht naar de gevangenis in Almelo en berecht. Hij werd als spion veroordeeld tot de doodstraf. Hij werd op 21 maart 1945 gefusilleerd.

Laurence Watts, roepnaam Laurie, wordt verondersteld de laatste te zijn die uit het vliegtuig wilde springen. Zijn lichaam werd gevonden onder het wrak, met zijn lichaam voor de helft buiten het ontsnappingsluik.

Het lukte ook Bruce Arnold David uit het vliegtuig te springen. Het achterste deel van het vliegtuig stond in brand en hij was afgesloten van contact met zijn kameraden. Hij had de keus tussen levend verbranden of ‘springen’. Hij sprong, overleefde, maar werd opgepakt door de Duitsers en als POW (prisoner of war) afgevoerd. In 1945 werd hij uit krijgsgevangenschap bevrijd, maar verder is niets over hem bekend.