Toen in het midden van de 19e eeuw duidelijk werd dat de consumptie van sterke drank in Nederland sterk bleef toenemen, en daarbij de overlast op de openbare orde, laaide een discussie over beschaafd gedrag op. Waar het drankgebruik per hoofd van de bevolking in 1847 nog rond de vijf liter pure alcohol per jaar lag, was dit in 1874 gestegen tot negen liter. Als gevolg hiervan werd in 1881 uiteindelijk de eerste Drankwet aangenomen: De wet tot beteugeling van het misbruik van sterke drank. De wet bepaalde dat plaatsen waar sterke drank verkocht werd een vergunning moesten vragen bij de gemeente. Aan het aantal vergunningen dat de gemeente kon verlenen zat een limiet, afhankelijk van het aantal inwoners.

Dit leidde ertoe dat in de gemeente Stad Hardenberg door zeven inwoners een aanvraag voor een drankwetvergunning werden ingediend. Vier van de zeven waren raadslid en een ervan was zelfs wethouder. Dit blijkt althans uit onderstaand bericht in de Nieuwe Haarlemsche Courant van 15 januari 1882.