Op 26 februari 1913 werd Herman Heinrich Weitkamp geïnstalleerd als burgemeester van de gemeente Ambt Hardenberg. Hij was de opvolger van Willem Hendrik de Chalmot die op 6 december 1912 was overleden in Huize Nijenstede. Weitkamp was, op speciaal verzoek van de ingezetenen, bij Koninklijk Besluit van 12 februari benoemd tot nieuwe eerste burger van de grote plattelandsgemeente.

Burgemeester Weitkamp was op 15 juni 1869 geboren te Stad Hardenberg en op 7 oktober 1891 te Ambt Hardenberg getrouwd met Hendrikje Bolks uit Heemse. Zijn installatietoespraak luidde als volgt:

Mijne heeren, thans geroepen zijnde het bestuur der gemeente Ambt Hardenberg te aanvaarden, gevoel ik diep de plichten die op mij rusten. En, ware het niet, dat ik reeds ruim 5 jaren, als jongste wethouder, die dagelijks op het gemeentehuis verkeerde, in het belang der gemeente medegearbeid had en zoodoende veel van haar belangen kende, zou ik wellicht niet tot het staan naar deze betrekking gekomen zijn. Moed gaf het mij echter om daartoe over te gaan, toen bijna algemeen stemmen onder u opgingen, die mij er toe aanspoorden. Moed geeft dit mij thans voor de toekomst, nu we voor het feit staan, dat die wensch vervuld werd. Want heeren, dit weet ik, dat door mij op uw medewerking kan gerekend worden, dat gij mij ’t vertrouwen zult schenken, ’t welk ik van u allen, als jongste wethouder genoot, waarvoor ik u intusschen mijn welgemeenden dank betuig. Van harte hoop en wensch ik, dat dit vertrouwen nimmer geschokt worde. De onpartijdigheid betrachtende, een ieder in zijn inzichten respecteerende, zal alles van mijnentwege gedaan worden om de gelukkige en aangename samenwerking te bestendigen, die onzen raad kenmerkte, tijdens het voorzitterschap van onzen hooggeachten, ons zoo onverwacht ontnomen vriend en burgemeester De Chalmot, wien ik in deze oogenblikken met weemoed gedenk. Ik beloof te zullen streven naar datgene, wat tot nut, heil on vooruitgang der gemeente Ambt Hardenberg kan strekken. Met ernst verzoek ik u mij in dien arbeid te willen steunen en mij uw goeden raad en medewerking te willen verleenen en uw goedwilligheid te betoonen aan hem, die het leiden uwer vergadering vreemd is.