Op 29 juli 1750 deed Israël de Joode aangifte voor de zgn. 50e penning. De 50e penning was een belasting die men moest betalen van alle onroerende zaken die van eigenaar veranderden, behalve bij vererving in de rechte lijn. De 50e penning was met ingang van 1 augustus 1635 in werking getreden. De heffing werd op het platteland verricht door de schout.

Israël maakte bekend dat hij op 6 juli een huijs staande op den Brink alhier (te Heemse) had aangekocht van de erfgenamen van Arent Ulenberg. Israël de joode was Israël Emanuel, de man van Annigje Ruben. Zij woonden ook al in 1723 op de Brink en later enige tijd in stad Hardenberg. In 1748 woonden ze weer in Heemse. Waarschijnlijk hebben ze het door hen gehuurde huis kunnen kopen van de familie Ulenberg. Als weduwe bewoond Annigje in 1772 nog haar eigendommelijk woonhuis, staande tussen het huis van de mulder en het voetpad naar de molen. De Uilenbergs waren enkele generaties molenaar op de stadskorenmolen Oelemölle en hebben hun achternaam hieraan ontleend. De molen stond op de Ulenberg bij het Oelenveer of Veer ter Ulen of Oelen. Het huis van Israël op den Brink betreft, voor zover ons bekend, de aankoop van het eerste joodse onroerend goed in Hardenberg en Heemse.